Angol-Holland szótár »

need hollandul

AngolHolland
need [needs] (lack of means of subsistence)
noun
[UK: niːd]
[US: ˈniːd]

noodsubstantief

need [needs] (something required)
noun
[UK: niːd]
[US: ˈniːd]

behoeftesubstantief
{f}

need [needed, needing, needs] (to be obliged to)
verb
[UK: niːd]
[US: ˈniːd]

moetenwerkwoord

need [needed, needing, needs] (to be required or necessary)
verb
[UK: niːd]
[US: ˈniːd]

nodig zijnwerkwoord

need [needed, needing, needs] (to have an absolute requirement for)
verb
[UK: niːd]
[US: ˈniːd]

behoevenwerkwoord

benodigenwerkwoord

nodig hebbenwerkwoord

vereisenwerkwoord

need [needed, needing, needs] (to want strongly)
verb
[UK: niːd]
[US: ˈniːd]

moeten hebbenwerkwoord

needle [needles] (indicating device)
noun
[UK: ˈniːd.l̩]
[US: ˈniːd.l̩]

naaldsubstantief
{f}

needle [needled, needling, needles] (to pierce with a needle)
verb
[UK: ˈniːd.l̩]
[US: ˈniːd.l̩]

naaienwerkwoord

needle [needled, needling, needles] (to tease in order to provoke)
verb
[UK: ˈniːd.l̩]
[US: ˈniːd.l̩]

pestenwerkwoord

plagenwerkwoord

prikkelenwerkwoord

stangenwerkwoord

needle furze (Genista anglica)
noun

stekelbremsubstantief
{f}

needle gun (a firearm that has a needle-like firing pin)
noun

naaldgeweersubstantief
{n}

needle in a haystack (idiomatic)
noun
[UK: ˈniːd.l̩ ɪn ə ˈheɪ.stæk]
[US: ˈniːd.l̩ ɪn ə ˈheɪ.ˌstæk]

naald in een hooibergsubstantief

needless (not needed)
adjective
[UK: ˈniːd.ləs]
[US: ˈniːd.ləs]

nodeloosbijvoeglijk naamwoord

a friend in need is a friend indeed (if a friend helps you when you are in need, they are a true friend)
phrase
[UK: ə ˈfrend ɪn niːd ɪz ə ˈfrend ɪn.ˈdiːd]
[US: ə ˈfrend ɪn ˈniːd ˈɪz ə ˈfrend ˌɪn.ˈdiːd]

in nood leert men zijn vrienden kennenphrase

basic needs (the absolute minimum resources necessary for long-term physical well-being)
noun

basisbehoeftensubstantief
{f}

darning needle (needle for darning)
noun

stopnaaldsubstantief
{m} {f}

do you need help (do you need help?)
phrase

heb je hulp nodig?phrase

heeft u hulp nodig?phrase

eye of a needle (small gap in a needle)
noun
[UK: aɪ əv ə ˈniːd.l̩]
[US: ˈaɪ əv ə ˈniːd.l̩]

naaldoogsubstantief
{n}

oogsubstantief
{n}

good wine needs no bush (something good does not need to be advertised)
phrase
[UK: ɡʊd waɪn niːdz nəʊ bʊʃ]
[US: ˈɡʊd ˈwaɪn ˈniːdz ˈnoʊ ˈbʊʃ]

goede wijn behoeft geen kransphrase

I need ... (I need ... (something))
phrase

ik heb ... nodigphrase

I need a guide (I need a guide (a person who guides))
phrase

ik heb een gids nodigphrase

if need be (if necessary)
adverb
[UK: ɪf niːd bi]
[US: ˈɪf ˈniːd bi]

desgevallendbijwoord

desnoodsbijwoord

indien noodzakelijkbijwoord

knitting needle (thin rod used to knit yarn)
noun

breinaaldsubstantief
{f}

knock-kneed (having knees abnormally close together)
adjective
[UK: nɒk ˈniːd]
[US: nɒk ˈniːd]

x-benenbijvoeglijk naamwoord
{Pl}

unneeded (not needed, not)
adjective
[UK: ən.ˈniː.dəd]
[US: ən.ˈniː.dəd]

onnodigbijvoeglijk naamwoord

overbodigbijvoeglijk naamwoord