Angol-Holland szótár »

law hollandul

AngolHolland
law [laws] (body of rules established in a community by its authorities)
noun
[UK: lɔː]
[US: ˈlɑː]

rechtsubstantief
{n}

wetsubstantief
{m}

law-abiding (obeying the laws)
adjective
[UK: ˈlɔː ə.baɪd.ɪŋ]
[US: ˈlɔː ə.baɪd.ɪŋ]

gezagsgetrouwbijvoeglijk naamwoord

lawful (conforming to or recognised by law or rules)
adjective
[UK: ˈlɔː.fəl]
[US: ˈlɒ.fəl]

rechtmatigbijvoeglijk naamwoord

wettigbijvoeglijk naamwoord

lawless (not governed by the law)
adjective
[UK: ˈlɔː.ləs]
[US: ˈlɒ.ləs]

wetteloosbijvoeglijk naamwoord

lawless (prohibited)
adjective
[UK: ˈlɔː.ləs]
[US: ˈlɒ.ləs]

illegaalbijvoeglijk naamwoord

onwettigbijvoeglijk naamwoord

verbodenbijvoeglijk naamwoord

lawlessness (lack of law and order)
noun
[UK: ˈlɔː.lə.snəs]
[US: ˈlɒ.lə.snəs]

wetteloosheidsubstantief
{f}

lawn [lawns] (ground covered with grass)
noun
[UK: lɔːn]
[US: ˈlɒn]

gazonsubstantief
{n}

grasperksubstantief
{n}

lawnmower [lawnmowers] (a device to cut grass)
noun
[UK: ˈlɔːn.məʊə(r)]
[US: ˈlɔːnmo.ʊə(r)]

grasmaaimachinesubstantief
{f}

lawrencium (chemical element)
noun
[UK: lɒ.ˈren.siəm]
[US: lɒ.ˈren.siəm]

lawrenciumsubstantief
{n}

lawsuit [lawsuits] (case where a court is needed to resolve differences)
noun
[UK: ˈlɔː.suːt]
[US: ˈlɒ.ˌsuːt]

rechtszaaksubstantief
{f}

zaaksubstantief
{m} {f}

lawyer [lawyers] (layman who argues points of law)
noun
[UK: ˈlɔː.jə(r)]
[US: ˈlɔɪər]

informally also advocaatsubstantief
{m}

pleitersubstantief
{m}

lawyer [lawyers] (professional person authorized to practice law)
noun
[UK: ˈlɔː.jə(r)]
[US: ˈlɔɪər]

advocaatsubstantief
{m}

advocatesubstantief
{f}

juristsubstantief
{m}

raadsmansubstantief
{m}

raadsvrouwsubstantief
{f}

lawyer's wig (Coprinus comatus)
noun
[UK: ˈlɔɪərz wɪɡ]
[US: ˈlɔɪərz ˈwɪɡ]

geschubde inktzwamsubstantief
{m} {f}

-in-law (related through marriage)

schoon-

above the law (exempt from the laws that apply to everyone else)
preposition

boven de wetpreposition

brother-in-law (one's husband's brother)
noun
[UK: ˈbrʌð.ə(r) ɪn lɔː]
[US: ˈbrʌð.r̩ ɪn ˈlɑː]

schoonbroersubstantief
{m}

zwagersubstantief
{m}

bylaw [bylaws] (law or rule governing the internal affairs of an organization)
noun
[UK: ˈbaɪ.lɔː]
[US: ˈbaɪ.ˌlɒ]

huishoudelijk reglementsubstantief
{n}

bylaw [bylaws] (local custom or law)
noun
[UK: ˈbaɪ.lɔː]
[US: ˈbaɪ.ˌlɒ]

verordeningsubstantief
{f}

case law (law developed through court decisions)
noun
[UK: keɪs lɔː]
[US: ˈkeɪs ˈlɑː]

jurisprudentiesubstantief
{f}

rechtersrechtsubstantief
{n}

rechtspraaksubstantief
{f}

child-in-law (spouse of one's child)
noun

schoonkindsubstantief
{n}

civil law (body of law dealing with private relations)
noun
[UK: ˈsɪ.vəl lɔː]
[US: ˈsɪ.vəl ˈlɑː]

burgerlijk rechtsubstantief
{n}

civiel rechtsubstantief
{n}

civil law (legal system contrasting with common law)
noun
[UK: ˈsɪ.vəl lɔː]
[US: ˈsɪ.vəl ˈlɑː]

continentaal rechtsubstantief
{n}

Romaans-Germaans rechtsubstantief
{n}

claw [claws] (curved horny nail)
noun
[UK: klɔː]
[US: ˈklɒ]

klauwsubstantief
{c}

claw [clawed, clawing, claws] (scratch or tear at)
verb
[UK: klɔː]
[US: ˈklɒ]

klauwenwerkwoord

12