Angol-Holland szótár »

inter hollandul

AngolHolland
printer [printers] (one who makes prints)
noun
[UK: ˈprɪn.tə(r)]
[US: ˈprɪn.tər]

drukkersubstantief
{m}

quaint [quainter, quaintest] (fastidious)
adjective
[UK: kweɪnt]
[US: ˈkweɪnt]

kieskeurigbijvoeglijk naamwoord

veeleisendbijvoeglijk naamwoord

quaint [quainter, quaintest] (having old-fashioned charm)
adjective
[UK: kweɪnt]
[US: ˈkweɪnt]

pittoreskbijvoeglijk naamwoord

quaint [quainter, quaintest] (incongruous, inappropriate or illogical)
adjective
[UK: kweɪnt]
[US: ˈkweɪnt]

ongepastbijvoeglijk naamwoord

onlogischbijvoeglijk naamwoord

onsamenhangendbijvoeglijk naamwoord

quaint [quainter, quaintest] (interestingly strange)
adjective
[UK: kweɪnt]
[US: ˈkweɪnt]

merkwaardigbijvoeglijk naamwoord

typischbijvoeglijk naamwoord

reinterview (to interview again)
verb

herinterviewenwerkwoord

sexual intercourse (sexual interaction)
noun
[UK: ˈsek.ʃʊəl ˈɪn.tək.ɔːs]
[US: ˈsek.ʃuːəl ˈɪn.tərˌk.ɔːrs]

geslachtsgemeenschapsubstantief
{f}

seksueel verkeersubstantief
{n}

sexuele betrekkingensubstantief
{f-Pl}

splinter [splinters] (fragment of material)
noun
[UK: ˈsplɪn.tə(r)]
[US: ˈsplɪn.tər]

splintersubstantief
{m}

splinter [splinters] (group)
noun
[UK: ˈsplɪn.tə(r)]
[US: ˈsplɪn.tər]

splintergroepsubstantief

splinter [splintered, splintering, splinters] (to come apart into splinters)
verb
[UK: ˈsplɪn.tə(r)]
[US: ˈsplɪn.tər]

splinterenwerkwoord

versplinterenwerkwoord

squinter [squinters] (one who squints)
noun
[UK: ˈskwɪntə ]
[US: ˈskwɪntər ]

schelesubstantief

three-pointer (basketball: a three-point shot)
noun
[UK: θriː ˈpɔɪn.tə(r)]
[US: ˈθriː ˌpɔɪn.tər]

driepuntersubstantief

uninterchangeable (not interchangeable)
adjective

onuitwisselbaarbijvoeglijk naamwoord

uninterrupted (without interruption)
adjective
[UK: ˌʌ.nɪn.tə.ˈrʌp.tɪd]
[US: ˌʌ.ˌnɪn.tə.ˈrəp.təd]

ononderbrokenbijvoeglijk naamwoord

uninterruptedly (without interruption)
adverb
[UK: ˌʌ.nɪn.tə.ˈrʌp.tɪd.li]
[US: ˌʌ.nɪn.tə.ˈrʌp.tɪd.li]

ononderbrokenbijwoord

user interface [user interfaces] (the part of a software application that a user sees and interacts with)
noun
[UK: ˈjuːz.ə(r) ˈɪn.tə.feɪs]
[US: ˈjuːz.ər ˈɪn.tər.ˌfes]

gebruikersinterfacesubstantief
{m}

winter coat (seasonal appearance)
noun
[UK: ˈwɪn.tə(r) ˈkəʊt]
[US: ˈwɪn.tər ˈkoʊt]

winterkleedsubstantief
{n}

wintervachtsubstantief
{f}

winter coat (warm coat)
noun
[UK: ˈwɪn.tə(r) ˈkəʊt]
[US: ˈwɪn.tər ˈkoʊt]

winterjassubstantief
{m}

wintermantelsubstantief
{m}

winter depression (disorder)
noun

winterdepressiesubstantief
{f}

winter storm (A winter storm)
noun

sneeuwstormsubstantief
{m}

winterstormsubstantief
{m}

winter tire noun

winterbandsubstantief
{m}

winterkill (mortality resulting from lethal wintery conditions among a human, animal, and/or vegetal population)
noun
[UK: ˈwɪn.təkɪl]
[US: ˈwɪn.tərˌkɪl]

wintersterftesubstantief

wintertime (the season of winter)
noun
[UK: ˈwɪn.tə.taɪm]
[US: ˈwɪn.tər.ˌtaɪm]

wintertijdsubstantief
{m}

456

Korábban kerestél rá