Angol-Holland szótár »

ever hollandul

AngolHolland
ever (always)
adverb
[UK: ˈev.ə(r)]
[US: ˈev.r̩]

altijdbijwoord

ooitbijwoord

steedsbijwoord

ever and anon (now and then)
adverb
[UK: ˈev.ə(r) ənd ə.ˈnɒn]
[US: ˈev.r̩ ænd ə.ˈnɒn]

af en toebijwoord

nu en danbijwoord

Everett (male given name)
proper noun
[UK: ˈe.və.rət]
[US: ˈe.və.rət]

Everteigennam

evergreen (of plants, that do not shed their leaves)
adjective
[UK: ˈe.və.ɡriːn]
[US: ˈe.vər.ˌɡrin]

groenblijvendbijvoeglijk naamwoord

everlasting (continuing indefinitely)
adjective
[UK: ˌe.və.ˈlɑːst.ɪŋ]
[US: ˌe.vər.ˈlæ.stɪŋ]

eindeloosbijvoeglijk naamwoord

everlasting (lasting or enduring forever)
adjective
[UK: ˌe.və.ˈlɑːst.ɪŋ]
[US: ˌe.vər.ˈlæ.stɪŋ]

altijddurendbijvoeglijk naamwoord

Evers proper noun
[UK: ˈe.vərz]
[US: ˈe.vərz]

Everseigennam

every (all of a countable group)
determiner
[UK: ˈev.ri]
[US: ˈev.ri]

elkdeterminer

iederdeterminer

every cloud has a silver lining (in every bad situation there is an element of good)
phrase
[UK: ˈev.ri klaʊd hæz ə ˈsɪl.və(r) ˈlaɪn.ɪŋ]
[US: ˈev.ri ˈklaʊd ˈhæz ə ˈsɪl.vər ˈlaɪn.ɪŋ]

achter de wolken schijnt de zonphrase

dat dan weer welphrase

elk nadeel heeft zijn voordeelphrase

na regen komt zonneschijnphrase

every Jack has his Jill phrase

op elk potje past een dekselphrase

every man for himself (forget about comradeship; save yourselves!)
phrase

ieder voor zichphrase

every silver lining has a cloud (every good situation has the potential to turn bad)
phrase

elk voordeel heeft zijn nadeelphrase

every so often (occasionally)
adverb

af en toebijwoord

van tijd tot tijdbijwoord

every time (at each occasion that)
adverb
[UK: ˈev.ri ˈtaɪm]
[US: ˈev.ri ˈtaɪm]

telkens wanneerbijwoord

everybody (all people)
pronoun
[UK: ˈev.rɪ.ˌbɒd.i]
[US: ˈev.rɪ.ˌbɑːd.i]

allenpronoun

iedereenpronoun

everyday (appropriate for ordinary use, rather than for special occasions)
adjective
[UK: ˈev.rɪ.deɪ]
[US: ˈev.rɪ.deɪ]

alledaagsbijvoeglijk naamwoord

everyone (every person)
pronoun
[UK: ˈev.rɪ.wʌn]
[US: ˈev.ri.ˌwʌn]

allemaalpronoun

allenpronoun

elkeenpronoun

iedereenpronoun

iegelijkpronoun

everyone else (all other persons)
pronoun

alle anderenpronoun

ieder anderpronoun

everything (all the things)
pronoun
[UK: ˈev.rɪ.θɪŋ]
[US: ˈev.ri.θɪŋ]

allespronoun

everywhere (at all places)
adverb
[UK: ˈev.rɪ.weə(r)]
[US: ˈev.ri.ˌwer]

overalbijwoord

abortus fever (brucellosis)
noun

abortuskoortssubstantief
{m}

asseverate [asseverated, asseverating, asseverates] (declare earnestly)
verb
[UK: ə.ˈse.və.reɪt]
[US: ə.ˈse.və.reɪt]

betuigenwerkwoord

verzekerenplechtig verklarenwerkwoord

behind every successful man there stands a woman (men's success often depends on the support and work and support of their wives for female partners)
phrase

achter elke grote man staat een vrouwphrase

believer [believers] (person who believes)
noun
[UK: bɪ.ˈliː.və(r)]
[US: bə.ˈliː.vər]

gelovigesubstantief

better late than never (it's better to do something late, than to never do it at all)
adverb
[UK: ˈbe.tə(r) leɪt ðæn ˈne.və(r)]
[US: ˈbe.tər ˈleɪt ˈðæn ˈne.vər]

beter laat dan nooitbijwoord

12