Angol-Holland szótár »

care hollandul

AngolHolland
health care (prevention, treatment, and management of illnesses)
noun
[UK: helθ keə(r)]
[US: ˈhelθ ˈker]

gezondheidszorgsubstantief
{c}

home care (health care provided in the patient's home by family and friends)
noun

mantelzorgsubstantief
{f}

home care (health care provided in the patient's home by healthcare professionals)
noun

thuiszorgsubstantief
{f}

I don't care phrase
[UK: ˈaɪ dəʊnt keə(r)]
[US: ˈaɪ ˈdoʊnt ˈker]

het kan me niet schelenphrase

het kan me niets schelenphrase

intensive care (support and monitoring of critically ill patients)
noun

intensieve zorgsubstantief
{f}

intensive caresubstantief
{m}

intensive care unit [intensive care units] (hospital ward for critically ill patients)
noun
[UK: ɪn.ˈten.sɪv keə(r) ˈjuː.nɪt]
[US: ˌɪn.ˈten.səv ˈker ˈjuː.nət]

intensievezorgafdelingsubstantief
{f}

intensive care-afdelingsubstantief
{f}

picaresque (picaresque novel)
noun
[UK: ˌpɪk.ə.ˈresk]
[US: ˌpɪk.ə.ˈresk]

schelmenromansubstantief
{m}

portfolio career noun

portfoliocarrièresubstantief
{f}

scare [scared, scaring, scares] (to frighten)
verb
[UK: skeə(r)]
[US: ˈsker]

angst aanjagenwerkwoord

bang makenwerkwoord

beangstigenwerkwoord

doen schrikkenwerkwoord

laten schrikkenwerkwoord

verschrikkenwerkwoord

scarecrow [scarecrows] (effigy fixed to a pole in a field to deter birds from eating crops or seeds planted there)
noun
[UK: ˈskeə.krəʊ]
[US: ˈskærkro.ʊ]

vogelschriksubstantief
{m}

vogelverschrikkersubstantief
{m}

scared (afraid, frightened)
adjective
[UK: skeəd]
[US: ˈskerd]

bangbijvoeglijk naamwoord

take care (good-bye)
interjection
[UK: teɪk keə(r)]
[US: ˈteɪk ˈker]

het ga je goedinterjection

hou je haaksinterjection

take care (to be in charge of something)
verb
[UK: teɪk keə(r)]
[US: ˈteɪk ˈker]

zorgenwerkwoord

take care of (look after)
verb
[UK: teɪk keə(r) əv ˈsʌm.θɪŋ]
[US: ˈteɪk ˈker əv ˈsʌm.θɪŋ]

zorgen voorwerkwoord

12