Angol-Holland szótár »

all hollandul

AngolHolland
alley cat (urban feral cat)
noun
[UK: ˈæ.li kæt]
[US: ˈæ.li kæt]

zwerfkatsubstantief
{f}

alliance [alliances] (state of being allied)
noun
[UK: ə.ˈlaɪəns]
[US: ə.ˈlaɪəns]

alliantiesubstantief
{f}

allicin (organic compound)
noun

allicinesubstantief

allied (joined as allies)
adjective
[UK: ˈæ.laɪd]
[US: ə.ˈlaɪd]

geallieerdbijvoeglijk naamwoord

verbondenbijvoeglijk naamwoord

ally [allies] (person, group, state, etc., which is associated or united by treaty with another for a common (especially military or political) purpose)
noun
[UK: ˈæl.aɪ]
[US: ˈæl.aɪ]

bondgenootsubstantief
{m}

bondgenotesubstantief
{f}

alligator [alligators] (large amphibious reptile of genus Alligator)
noun
[UK: ˈæ.lɪ.ɡeɪ.tə(r)]
[US: ˈæ.lə.ˌɡe.tər]

alligatorsubstantief
{m}

alligator clip (electronics connector)
noun

krokodillenbeksubstantief
{m}

krokodillenklemsubstantief
{c}

allis shad (Alosa alosa)
noun
[UK: ˈæ.ˌlɪs ʃæd]
[US: ˈæ.ˌlɪs ˈʃæd]

elftsubstantief
{m}

allocation [allocations] (The process or procedure for allocating things, especially money or other resources.)
noun
[UK: ˌæ.ləˈk.eɪʃ.n̩]
[US: ˌæ.ləˈk.eɪʃ.n̩]

allocatiesubstantief

toewijzingsubstantief

allochthonous (originating in a place other than where it is found)
adjective
[UK: ˈalətʃθənəs]
[US: ˈælətʃθənəs]

allochtoonbijvoeglijk naamwoord

allodial (owned freely and clear of any encumbrances)
adjective
[UK: ə.ˈləʊ.djəl]
[US: əˈlo.ʊ.diːəl]

allodiaalbijvoeglijk naamwoord

allomorph [allomorphs] (phonological representation of a morpheme)
noun
[UK: ˈæ.lə.mɔːf]
[US: ˈæ.lə.mɔːrf]

allomorfsubstantief
{c}

allomorphic (pertaining to allomorphism)
adjective

allomorfischbijvoeglijk naamwoord

allopatric (geographically isolated)
adjective

allopatrischebijvoeglijk naamwoord

allophone [allophones] (alternative pronunciation for a phoneme)
noun
[UK: ˈæ.lə.fəʊn]
[US: ˈæ.ləˌfoʊn]

allofoonsubstantief

foonvariantsubstantief

stemvariantsubstantief

allot [allotted, allotting, allots] (to assign)
verb
[UK: ə.ˈlɒt]
[US: ə.ˈlɑːt]

toekennenwerkwoord

verdelenwerkwoord

allot [allotted, allotting, allots] (to distribute)
verb
[UK: ə.ˈlɒt]
[US: ə.ˈlɑːt]

verlotenwerkwoord

allotment [allotments] (law: the allowance of a specific amount of money or other credit of a particular thing to a particular person)
noun
[UK: ə.ˈlɒt.mənt]
[US: ə.ˈlɑːt.mənt]

betoelagingsubstantief
{f}

allotment [allotments] (plot of land)
noun
[UK: ə.ˈlɒt.mənt]
[US: ə.ˈlɑːt.mənt]

volkstuinsubstantief
{m}

allotment [allotments] (something allotted; a share, part, or portion granted or distributed)
noun
[UK: ə.ˈlɒt.mənt]
[US: ə.ˈlɑːt.mənt]

lotsubstantief
{n}

perceelsubstantief
{n}

allow [allowed, allowing, allows] (to grant, give, admit, accord, afford, or yield; to let one have)
verb
[UK: ə.ˈlaʊ]
[US: ə.ˈlaʊ]

laten doenwerkwoord

toelatenwerkwoord

toestaanwerkwoord

allowance [allowances] (a customary deduction from the gross weight of goods)
noun
[UK: ə.ˈlaʊəns]
[US: ə.ˈlaʊəns]

toestemmingsubstantief

allowed (permitted, authorized)
adjective
[UK: ə.ˈlaʊd]
[US: ə.ˈlaʊd]

toegestaanbijvoeglijk naamwoord

alloy [alloys] (metal combined of more elements)
noun
[UK: ˈæ.lɔɪ]
[US: ˈæ.ˈlɔɪ]

legeringsubstantief
{f}

alloy [alloyed, alloying, alloys] (mix or combine)
verb
[UK: ˈæ.lɔɪ]
[US: ˈæ.ˈlɔɪ]

legerenwerkwoord

allure (the power to attract, entice; the quality causing attraction)
noun
[UK: ə.ˈlʊə(r)]
[US: ə.ˈlʊr]

aantrekkelijkheidsubstantief

allure [allured, alluring, allures] (to attempt to draw)
verb
[UK: ə.ˈlʊə(r)]
[US: ə.ˈlʊr]

verleidenwerkwoord

alluring (having to power to allure)
adjective
[UK: ə.ˈlʊər.ɪŋ]
[US: ə.ˈlʊr.ɪŋ]

aanlokkelijkbijvoeglijk naamwoord

allusion [allusions] (indirect reference, hint)
noun
[UK: ə.ˈluːʒ.n̩]
[US: ə.ˈluːʒ.n̩]

allusiesubstantief
{f}

toespelingsubstantief
{f}

1234