Angol-Holland szótár »

age hollandul

AngolHolland
rib cage [rib cages] (cavity created by the ribs)
noun
[UK: rɪb keɪdʒ]
[US: ˈrɪb ˈkeɪdʒ]

borstholtesubstantief
{f}

rib cage [rib cages] (part of skeleton)
noun
[UK: rɪb keɪdʒ]
[US: ˈrɪb ˈkeɪdʒ]

ribbenkastsubstantief
{f} or {m}

risk management [risk managements] (process of dealing with risk)
noun

risicobeheersubstantief
{n}

rite of passage (ceremony to celebrate a transition)
noun

overgangsritueelsubstantief
{n}

rite de passagesubstantief
{m}

sabotage (deliberate action of subversion, obstruction, disruption, destruction)
noun
[UK: ˈsæ.bə.tɑːʒ]
[US: ˈsæ.bə.ˌtɑːʒ]

sabotagesubstantief
{m}

sabotage [sabotaged, sabotaging, sabotages] (deliberate destruction to prevent success)
verb
[UK: ˈsæ.bə.tɑːʒ]
[US: ˈsæ.bə.ˌtɑːʒ]

saboterenwerkwoord

sage [sages] (Salvia officinalis)
noun
[UK: seɪdʒ]
[US: ˈseɪdʒ]

saliesubstantief
{m}

sage [sages] (wise person)
noun
[UK: seɪdʒ]
[US: ˈseɪdʒ]

wijzesubstantief
{m}

sage (wise)
adjective
[UK: seɪdʒ]
[US: ˈseɪdʒ]

wijsbijvoeglijk naamwoord

sage grouse [sage grouse] (Centrocercus urophasianus)
noun

waaierhoensubstantief

salvage [salvaged, salvaging, salvages] (to rescue)
verb
[UK: ˈsæl.vɪdʒ]
[US: ˈsæl.vədʒ]

reddenwerkwoord

sausage [sausages] (a food made of minced meat packed into a tubular casing)
noun
[UK: ˈsɒ.sɪdʒ]
[US: ˈsɒ.sədʒ]

worstsubstantief
{m}

savage (barbaric, not civilized)
adjective
[UK: ˈsæ.vɪdʒ]
[US: ˈsæ.vɪdʒ]

onbeschaafdbijvoeglijk naamwoord

onbeschoftbijvoeglijk naamwoord

savage (wild, not cultivated)
adjective
[UK: ˈsæ.vɪdʒ]
[US: ˈsæ.vɪdʒ]

barbaarsbijvoeglijk naamwoord

wildbijvoeglijk naamwoord

Savoy cabbage (cultivar of cabbage)
noun
[UK: səˈvo.ɪ ˈkæ.bɪdʒ]
[US: sə.ˌvɔɪ ˈkæ.bədʒ]

Savooienkoolsubstantief
{m}

saxifrage (plant)
noun
[UK: ˈsæk.sɪ.frɪdʒ]
[US: ˈsæk.sɪ.frɪdʒ]

steenbreeksubstantief

Schagen (city in North Holland)
proper noun

Schageneigennam
{n}

schlager (style)
noun
[UK: ˈʃleɪ.ɡə(r)]
[US: ˈʃleɪ.ɡər]

levensliedsubstantief
{n}

schlagersubstantief
{m}

scrimmage [scrimmages] (rough fight)
noun
[UK: ˈskrɪ.mɪdʒ]
[US: ˈskrɪ.mɪdʒ]

schermutselingsubstantief

scrimmage [scrimmages] noun
[UK: ˈskrɪ.mɪdʒ]
[US: ˈskrɪ.mɪdʒ]

de bal in de 'scrimmage' plaatsensubstantief

secret agent (member of an intelligence agency whose identity or affiliation is kept confidential)
noun
[UK: ˈsiː.krɪt ˈeɪ.dʒənt]
[US: ˈsiː.krət ˈeɪ.dʒənt]

agentsubstantief
{m}

geheim agentsubstantief
{m}

spionsubstantief
{m}

seepage (water)
noun
[UK: ˈsiː.pɪdʒ]
[US: ˈsiː.pɪdʒ]

kwelsubstantief
{m}

self-image (way a person views themself)
noun
[UK: self ˈɪ.mɪdʒ]
[US: ˈself ˈɪ.mədʒ]

zelfbeeldsubstantief
{n}

selvage [selvages] (finished edge of a woven fabric parallel with warp)
noun
[UK: ˈsel.vɪdʒ]
[US: ˈsel.vɪdʒ]

zelfkantsubstantief
{m}

sewage (suspension of water and waste)
noun
[UK: ˈsjuːɪdʒ]
[US: ˈsuːɪdʒ]

afvalwatersubstantief
{n}

rioolwatersubstantief
{n}

sewerage (sewer system)
noun
[UK: ˈsjuːə.rɪdʒ]
[US: ˈsuːə.rɪdʒ]

rioleringsubstantief

sham marriage (fake marriage)
noun

nephuwelijksubstantief
{n}

schijnhuwelijksubstantief
{n}

shortage [shortages] noun
[UK: ˈʃɔː.tɪdʒ]
[US: ˈʃɔːr.tədʒ]

kraptesubstantief
{f}

tekortsubstantief
{n}

sign language [sign languages] noun
[UK: saɪn ˈlæŋ.ɡwɪdʒ]
[US: ˈsaɪn ˈlæŋ.ɡwɪdʒ]

gebarentaalsubstantief

signage (signs taken collectively)
noun
[UK: ˈsaɪ.nɪdʒ]
[US: ˈsaɪ.nɪdʒ]

bebordingsubstantief
{f}

bewegwijzeringsubstantief
{f}

91011