Német-Holland szótár »

verb hollandul

NémetHolland
die Verbrauchssteuer [der Verbrauchssteuer; die Verbrauchssteuern] Substantiv

verbruiksbelastingsubstantief

das Verbrechen [des Verbrechens; die Verbrechen] Substantiv

misdaado

misdrijfo

der Verbrecher [des Verbrechers; die Verbrecher] Substantiv

booswichtm

crimineelm

misdadigerm

schobbejakm

snoodaardm

die Verbreitung [der Verbreitung; die Verbreitungen] Substantiv

verbreidingsubstantief

verspreidingsubstantief

die Verbrennung [der Verbrennung; die Verbrennungen] Substantiv

brandstichtingsubstantief

die Verbrüderung [der Verbrüderung; die Verbrüderungen] Substantiv

verbroederingsubstantief

verbürgen [verbürgt; hat verbürgte] Verb

borgstaanvoorwerkwoord

garanderenwerkwoord

sponsorenwerkwoord

waarborgenwerkwoord

das Adverb [des Adverbs; die Adverbien] Substantiv

adverbiumo

bijwoordo

außer Verbindung setzen

afzonderenwerkwoord

isolerenwerkwoord

Entsetzen verbreiten

doenschrikken

schrikaanjagen

verschrikkenwerkwoord

herzlich (verstärkend bei Adjektiven und Verben) Adverb

hartelijkbijwoord

vanhartebijwoord

123