Német | Holland |
---|---|
die Habsucht [der Habsucht; die Habsüchte] Substantiv | begerigheidsubstantief |
hadersüchtig | ruzieachtigbijvoeglijk naamwoord |
mondsüchtig Adjektiv | maanziekbijvoeglijk naamwoord |
die Schlafsucht [der Schlafsucht; —] Substantiv | doffeonverschilligheidsubstantief lethargiesubstantief schijndoodsubstantief zinsverdovingsubstantief |
die Schwindsucht [der Schwindsucht; —] Substantiv | longteringsubstantief teringsubstantief tuberculosesubstantief |
die Sehnsucht [der Sehnsucht; die Sehnsüchte] Substantiv | hunkeringsubstantief verlangensubstantief zielsverlangensubstantief zuchtsubstantief |
die Selbstsucht [der Selbstsucht; —] Substantiv | baatzuchtsubstantief egoïsmesubstantief eigenbaatsubstantief zelfzuchtsubstantief |
Selbstsüchtiger | zelfzuchtigebijvoeglijk naamwoord |
die Starrsucht [der Starrsucht; —] Substantiv | catalepsiesubstantief verstijvingsubstantief |
die Trunksucht [der Trunksucht; —] Substantiv | alcoholismesubstantief drankzuchtsubstantief |
untersuchen [untersuchte; hat untersucht] Verb | |
versuchen [versuchte; hat versucht] Verb |