stil hollandul

Német	Holland
der Stil [des Stils, des Stiles; die Stile] Substantiv	stijlm trantm
stilisieren [stilisierte; hat stilisiert] Verb	opmakenv opstellenv redigerenv stellenv stilerenv
die Stilistik [der Stilistik; —] Substantiv	stijlleersubstantief stilistieksubstantief
still [stiller; am stillsten] Adjektiv	bedaardbijvoeglijk naamwoord bewegingloosbijvoeglijk naamwoord gerustbijvoeglijk naamwoord kalmbijvoeglijk naamwoord onbeweeglijkbijvoeglijk naamwoord roerloosbijvoeglijk naamwoord rustigbijvoeglijk naamwoord stationairbijvoeglijk naamwoord stilbijvoeglijk naamwoord
die Stille [der Stille; —] Substantiv	gerustheidsubstantief kalmtesubstantief rustsubstantief rustigheidsubstantief stiltesubstantief stilzwijgensubstantief vredigheidsubstantief
der Stillstand [des Stillstandes, des Stillstands; die Stillstände] Substantiv	stilstandm
austilgen [tilgte aus; hat ausgetilgt] Verb	uitroeienwerkwoord verdelgenwerkwoord
destillieren [destillierte; hat destilliert] Verb	brandenv distillerenv overhalenv stokenv
Kastillien	Castillië
die Pastille [der Pastille; die Pastillen] Substantiv	pastillesubstantief tabletsubstantief
Pistill	stamperm vijzelstamper
der Waffenstillstand [des Waffenstillstands, des Waffenstillstandes; die Waffenstillstände] Substantiv	wapenstilstandm
die Windstille [der Windstille; —] Substantiv	windstiltesubstantief

Korábban kerestél rá