Német-Holland szótár »

schaf hollandul

NémetHolland
die Eigenschaft [der Eigenschaft; die Eigenschaften] Substantiv

eigenschapsubstantief

das Eigenschaftswort [des Eigenschaftswortes/Eigenschaftsworts; die Eigenschaftswörter] Substantiv

adjectiefo

bijvoeglijknaamwoordo

die Erbschaft [der Erbschaft; die Erbschaften] Substantiv

boedelsubstantief

erfdeelsubstantief

erfenissubstantief

erfstuksubstantief

versterfsubstantief

verstervingsubstantief

die Errungenschaft [der Errungenschaft; die Errungenschaften] Substantiv

aanwinstsubstantief

acquestsubstantief

acquisitiesubstantief

buitsubstantief

prooisubstantief

verkrijgingsubstantief

verwervingsubstantief

erschaffen [erschuf; hat erschaffen] Verb

creërenv

makenv

scheppenv

die Freundschaft [der Freundschaft; die Freundschaften] Substantiv

vriendschapsubstantief

die Gesandtschaft [der Gesandtschaft; die Gesandtschaften] Substantiv

ambassadesubstantief

gezantschapsubstantief

das Geschäft [des Geschäftes, des Geschäfts; die Geschäfte] Substantiv

magazijno

markto

pakhuis [pakhuizen]o

winkelo

zaako

Geschäfte betreiben

handeldrijven

handelen

zakendoenwerkwoord

Geschäfte machen

handeldrijven

handelen

zakendoenwerkwoord

Geschäftsbesorger

agentm

dealerm

vertegenwoordigerm

das Geschäftsgebäude Substantiv

winkelpando

das Geschäftszimmer [des Geschäftszimmers; die Geschäftszimmer] Substantiv

kantooro

die Gesellschaft [der Gesellschaft; die Gesellschaften] Substantiv

compagniesubstantief

gemeenschapsubstantief

1234