Német-Holland szótár »

o hollandul

NémetHolland
organisieren [organisierte; hat organisiert] Verb

uitschrijvenv

der Organismus [des Organismus; die Organismen] Substantiv

organismem

die Orgel [der Orgel; die Orgeln] Substantiv

orgelsubstantief

die Orgie [der Orgie; die Orgien] Substantiv

drinkgelagsubstantief

orgiesubstantief

zwelgerijsubstantief

zwelgpartijsubstantief

Orginalhandschrift

handschrifto

der Orient [des Orients; —] Substantiv

oostenm

oriëntm

das Original [des Originals; die Originale] Substantiv

origineelo

originell [origineller; am originellsten] Adjektiv

apartbijvoeglijk naamwoord

oorspronkelijkbijvoeglijk naamwoord

origineelbijvoeglijk naamwoord

der Orkan [des Orkans, des Orkanes; die Orkane] Substantiv

orkaanm

der Akanthus [des Akanthus; die Akanthus] (Ornament am korinthischen Kapitell) Substantiv

acanthusm

bereklauwm

der das Ornat [des Ornats, des Ornats; die Ornate] Substantiv

ambtsgewaadm

ornaatm

die Ornithologie [der Ornithologie; —] Substantiv

ornithologiesubstantief

vogelkundesubstantief

die Orographie Substantiv

bergbeschrijvingsubstantief

der Ort [des Orts, des Ortes; die Orte, die Örter] Substantiv

dorpm

lokaalm

lokaliteitm

oordm

plaatsm

plekm

ruimtem

stadm

zetelm

orthodox [orthodoxer; am orthodoxesten] Adjektiv

orthodoxbijvoeglijk naamwoord

rechtzinnigbijvoeglijk naamwoord

die Orthodoxie [der Orthodoxie; die Orthodoxien] Substantiv

orthodoxiesubstantief

rechtzinnigheidsubstantief

die Orthopädie [der Orthopädie; —] Substantiv

orthopediesubstantief

örtlich [örtlicher; am örtlichsten] Adjektiv

lokaalbijvoeglijk naamwoord

plaatselijkbijvoeglijk naamwoord

die Ortographie Substantiv

orthografiesubstantief

schrijfwijzesubstantief

5678