Német-Holland szótár »

haben hollandul

NémetHolland
die Handhabe [der Handhabe; die Handhaben] Substantiv

halssubstantief

handvatsubstantief

heftsubstantief

knopsubstantief

steelsubstantief

innehaben [hatte inne; hat innegehabt] Verb

eropnahoudenv

hebbenv

Mitleid haben

beklagen

medelijdenhebben

medelijdenhebbenmet

nötig haben

behoevenwerkwoord

hoeven

moeten

nodighebben

rechthabend

gegrond

gelijkhebbend

juist

schaben [schabte; hat geschabt] Verb

krassenv

schrabbenv

schrapenv

schrappenv

die Schabe [der Schabe; die Schaben] Substantiv

kakkerlaksubstantief

vorhaben [hatte vor; hat vorgehabt] Verb

vanplanzijnv

voorhebbenv

voornemenszijnv

zichvoorstellenv

12