Német-Holland szótár »

gas hollandul

NémetHolland
das Gas [des Gases; die Gase] Substantiv

gaso

der Gasometer [des Gasometers; die Gasometer] Substantiv

gashouderm

gasmeterm

die Gasse [der Gasse; die Gassen] Substantiv

steegsubstantief

der Gast [des Gasts, des Gastes; die Gäste, die Gasten] Substantiv

gastm

introducém

logém

gastieren [gastierte; hat gastiert] Verb

gastvrijheidverlenenaanv

gastlich Adjektiv

gastvrijbijvoeglijk naamwoord

herbergzaambijvoeglijk naamwoord

das Gastmahl [des Gastmahls, des Gastmahles; die Gastmähler, die Gastmahle] Substantiv

feestmaalo

festijno

gelago

smulpartijo

der Gastronom [des Gastronomen; die Gastronomen] Substantiv

gastronoomm

lekkerbekm

smulpaapm

die Gastronomie [der Gastronomie; die Gastronomien] Substantiv

fijnproeverijsubstantief

gastronomiesubstantief

der Badegast [die Badegäste] Substantiv

badgast [badgasten]m

Bagasse

doppenofpitten

gepersteschillen

der Fahrgast [des Fahrgast(e)s; die Fahrgäste] Substantiv

inzittendem

passagierm

der Zutritt [des Zutritt(e)s; die Zutritte] (von Flüssigkeiten oder Gasen) Substantiv

heenwegm

der Vergaser [des Vergasers; die Vergaser] Substantiv

carburateurm

vergasserm

der Wolga [des Wolgas, des (der)Wolga; die Wolgas, —] Substantiv

Wolgasubstantief