Német | Holland |
---|---|
forsch [forscher; am forschesten] Adjektiv | energiekbijvoeglijk naamwoord fermbijvoeglijk naamwoord flinkbijvoeglijk naamwoord krachtigbijvoeglijk naamwoord voortvarendbijvoeglijk naamwoord |
forschen [forschte; hat geforscht] (Akkusativ) Verb | |
ausforschen [forschte aus; hat ausgeforscht] Verb | explorerenwerkwoord nagaanwerkwoord onderzoekenwerkwoord uitvissenwerkwoord uitzoekenwerkwoord vorsenwerkwoord |
Egyptenforscher | |
erforschen [erforschte; hat erforscht] Verb | |
der Naturforscher [des Naturforschers; die Naturforscher] Substantiv | |
unerforschlich | onpeilbaarbijvoeglijk naamwoord |
unterforschen | explorerenwerkwoord nagaanwerkwoord uitvissenwerkwoord uitzoekenwerkwoord vorsenwerkwoord |
Vernunftforscher |