Német | Holland |
---|---|
erachten [erachtete; hat erachtet] Verb | |
die Fracht [der Fracht; die Frachten] Substantiv | ladingsubstantief lastsubstantief vrachtsubstantief |
das Gutachten [des Gutachtens; die Gutachten] Substantiv | |
die Jacht [der Jacht; die Jachten] Substantiv | jachtsubstantief |
pachten [pachtete; hat gepachtet] Verb | |
schlachten [schlachtete; hat geschlachtet] Verb | |
die Schlacht [der Schlacht; die Schlachten] Substantiv | gevechtsubstantief kampsubstantief slagsubstantief strijdsubstantief treffensubstantief veldslagsubstantief |
trachten [trachtete; hat getrachtet] Verb | |
die Tracht [der Tracht; die Trachten] Substantiv | costuumsubstantief drachtsubstantief gewaadsubstantief klederdrachtsubstantief kostuumsubstantief paksubstantief |
trachten nach | ambiërenwerkwoord bedoelenwerkwoord beogenwerkwoord |