Német | Holland |
---|---|
achtsam [achtsamer; am achtsamsten] Adjektiv | oplettendbijvoeglijk naamwoord |
die Achtung [der Achtung; —] Substantiv | aandachtsubstantief achtsubstantief achtingsubstantief attentiesubstantief eerbiedsubstantief egardssubstantief ontzagsubstantief oplettendheidsubstantief respectsubstantief telsubstantief |
die Ächtung [der Ächtung; die Ächtungen] Substantiv | proscriptiesubstantief vogelvrijverklaringsubstantief |
Achtung einflößen | imponerenwerkwoord |
Achtung erweisen | eerbiedigenwerkwoord respecterenwerkwoord |
achtungsvoll Adjektiv | eerbiedigbijvoeglijk naamwoord |
achtzehn | |
achtzig Phrase | tachtigbijvoeglijk naamwoord |
ächzen [ächzte; hat geächzt] Verb | |
das Aachen Substantiv | Akeno |
abdachen [dachte ab; hat abgedacht] Verb | overkappenwerkwoord overkoepelenwerkwoord |
nachahmen [ahmte nach; hat nachgeahmt] Verb | |
ähnlich machen | assimilerenwerkwoord |
die Allmacht [der Allmacht] Substantiv | almachtsubstantief |
der Almanach [des Almanachs; die Almanache] Substantiv | |
als Tatsache feststellen | bevindenwerkwoord constaterenwerkwoord vaststellenwerkwoord |
angelsächsisch [angelsächsischer; am angelsächsischsten] Adjektiv | Angelsaksischbijvoeglijk naamwoord |
bedächtig [bedächtiger; am bedächtigsten] Adjektiv | aandachtigbijvoeglijk naamwoord oplettendbijvoeglijk naamwoord |