Nederlands | Engels |
---|---|
te mooi om waar te zijn phrase | too good to be true(appearing to be exceptionally good, and therefore arousing suspicion of illegitimacy) |
te zijner tijd preposition | in due course(when the time is right) in due time(eventually) |
tenzij voegwoord | unless(except on a specified condition) |
trillen op zijn benen werkwoord | quake in one's boots(to be very frightened) |
trots zijn werkwoord | pride [prided, priding, prides](take or experience pride in something) |
trouw zijn aan substantief | adherence [adherences](support for a cause) |
twee hoofden zijn beter dan één phrase | two heads are better than one(joint thinking pays) |
tweezijdig bijvoeglijk naamwoord | bilateral(having two sides) |
uit de grond van zijn hart preposition | from the bottom of one's heart(in earnest, with one's full feelings) |
uit elkaar gaanieder zijn eigen weg gaan werkwoord | part company(To separate; go their own way ) |
uit zijn element bijvoeglijk naamwoord | out of sorts(irritable or somewhat unwell) |
uit zijn evenwicht brengen werkwoord | unhinge [unhinged, unhinging, unhinges](to mentally disturb) |
uniek in zijn soort substantief | one of a kind(unique specimen) |
van af zijn werkwoord | get rid of(remove) |
van gisteren zijn werkwoord | be born yesterday(to be inexperienced) |
van iemand zijn werkwoord | belong [belonged, belonging, belongs](be the property of) |
van mening zijn werkwoord | opine [opined, opining, opines](to state as an opinion) think [thought, thought, thinking, thinks](be of the opinion that) |
van mening zijn dat werkwoord | find [found, found, finding, finds](decide that) opine [opined, opining, opines](to have or express an opinion) |
van plan zijn werkwoord | intend [intended, intending, intends](to fix the mind upon a goal) mean [meant, meant, meaning, means](to intend; plan on doing) plan [planned, planning, plans](to intend) purport [purported, purporting, purports](to intend) purpose [purposed, purposing, purposes](have set as one's purpose; intend) |
van zijn stuk brengen werkwoord | abash [abashed, abashing, abashes](to make ashamed, to embarrass) upset [upset, upsetting, upsets](make (a person) angry, distressed or unhappy) |
vanuit zijn ooghoek preposition | out of the corner of one's eye(look sideways) |
vastbenoemd zijn substantief | tenure(status of having a permanent post) |
veelzijdig bijvoeglijk naamwoord | miscellaneous(having diverse characteristics) multifaceted(having many aspects) versatile(capable of doing many things competently) |
vensterkozijn substantief {n} | window frame(framework around a window) |
verbijsterd zijn werkwoord | boggle [boggled, boggling, boggles](to be bewildered, dumbfounded, or confused) |
verder kijken dan zijn neus lang is werkwoord | see past the end of one's nose(have insight into underlying facts or consequences) |
verder zien dan zijn neus lang is werkwoord | see past the end of one's nose(have insight into underlying facts or consequences) |
verstoken zijn van bijvoeglijk naamwoord | devoid(empty, completely without) |
verwikkeld zijn werkwoord | enmesh [enmeshed, enmeshing, enmeshes](To involve in difficulties.) |
verzijp substantief {n} | colander [colanders](a bowl-shaped kitchen utensil with holes in it used for draining food such as pasta) |