Engels-Nederlands woordenboek »

think betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
think [thought, thought, thinking, thinks] (be of the opinion that)
verb
[UK: ˈθɪŋk]
[US: ˈθɪŋk]

van mening zijnwerkwoord

vindenwerkwoord

think [thought, thought, thinking, thinks] (guess, reckon)
verb
[UK: ˈθɪŋk]
[US: ˈθɪŋk]

gelovenwerkwoord

vermoedenwerkwoord

think [thought, thought, thinking, thinks] (to conceive of something or someone)
verb
[UK: ˈθɪŋk]
[US: ˈθɪŋk]

achtenwerkwoord

beschouwenwerkwoord

zienwerkwoord

think [thought, thought, thinking, thinks] (to ponder, to go over in one's head)
verb
[UK: ˈθɪŋk]
[US: ˈθɪŋk]

denkenwerkwoord

nadenkenwerkwoord

overdenkenwerkwoord

peinzenwerkwoord

think [thought, thought, thinking, thinks] (to seem, to appear)
verb
[UK: ˈθɪŋk]
[US: ˈθɪŋk]

dunkenwerkwoord

think aloud (utter one's thoughts)
verb

hardop denkenwerkwoord

think tank (group producing research and recommendations)
noun
[UK: ˈθɪŋk tæŋk]
[US: ˈθɪŋk ˈtæŋk]

denktanksubstantief
{m}

think the world revolves around one verb

denken dat de wereld om zich draaitwerkwoord

think through (to fully consider)
verb
[UK: ˈθɪŋk θruː]
[US: ˈθɪŋk θruː]

doordenkenwerkwoord

think up (create in one's mind; invent)
verb
[UK: ˈθɪŋk ʌp ˈsʌm.θɪŋ]
[US: ˈθɪŋk ʌp ˈsʌm.θɪŋ]

bedenkenwerkwoord

verzinnenwerkwoord

thinkable (able to be thought or imagined; conceivable)
adjective
[UK: ˈθɪŋk.əb.l̩]
[US: ˈθɪŋk.əb.l̩]

denkbaarbijvoeglijk naamwoord

thinker [thinkers] (intellectual)
noun
[UK: ˈθɪŋkə(r)]
[US: ˈθɪŋkər]

intellectueelsubstantief
{m} {f}

thinker [thinkers] (one who spends time thinking)
noun
[UK: ˈθɪŋkə(r)]
[US: ˈθɪŋkər]

denkersubstantief
{m}

design thinking noun

ontwerpdenkensubstantief
{n}

do you think you can walk (do you think you can walk?)
phrase

denk je dat je kunt lopen?phrase

doublethink (the power of holding two contradictory beliefs)
noun
[UK: ˈdʌb.l̩.ˌθɪŋk]
[US: ˈdʌ.bəl.ˌθɪŋk]

dubbeldenksubstantief

great minds think alike (used to emphasize two people reaching the same conclusion)
phrase
[UK: ˈɡreɪt maɪndz ˈθɪŋk ə.ˈlaɪk]
[US: ˈɡreɪt ˈmaɪndz ˈθɪŋk ə.ˈlaɪk]

grote geesten denken gelijkphrase

I don't think so (I think that what has been said is untrue)
phrase
[UK: ˈaɪ dəʊnt ˈθɪŋk ˈsəʊ]
[US: ˈaɪ ˈdoʊnt ˈθɪŋk ˈsoʊ]

ik denk het nietphrase

ik denk van nietphrase

I don't think so (sarcastic)
phrase
[UK: ˈaɪ dəʊnt ˈθɪŋk ˈsəʊ]
[US: ˈaɪ ˈdoʊnt ˈθɪŋk ˈsoʊ]

ik dacht het nietphrase

I think so phrase
[UK: ˈaɪ ˈθɪŋk ˈsəʊ]
[US: ˈaɪ ˈθɪŋk ˈsoʊ]

ik denk hetphrase

ik denk het welphrase

ik denk van welphrase

I think therefore I am (philosophical proof of existence)
phrase
[UK: ˈaɪ ˈθɪŋk ˈðeə.fɔː(r) ˈaɪ əm]
[US: ˈaɪ ˈθɪŋk ˈðer.ˌfɔːr ˈaɪ ˈæm]

dus ik benphrase

ik denkphrase

methinks (it seems to me)
[UK: mɪ.ˈθɪŋks]
[US: mɪ.ˈθɪŋks]

me dunkt

positive thinking (focusing on thoughts of success)
noun

positief denkensubstantief

unthinkable (incapable of being believed; incredible)
adjective
[UK: ʌn.ˈθɪŋk.əb.l̩]
[US: ʌn.ˈθɪŋk.əb.l̩]

ondenkbaarbijvoeglijk naamwoord

unthinkingly (in an unthinking manner)
adverb
[UK: ʌn.ˈθɪŋk.ɪŋ.li]
[US: ʌn.ˈθɪŋk.ɪŋ.li]

klakkeloosbijwoord

wishful thinking (illusion that what one would like is true)
noun
[UK: ˈwɪʃ.fəl ˈθɪŋk.ɪŋ]
[US: ˈwɪʃ.fəl ˈθɪŋk.ɪŋ]

wensdenkensubstantief
{n}