Nederlands-Engels woordenboek »

antwoord betekenis in Engels

NederlandsEngels
antwoord substantief
{n}

reply [replies](written or spoken response)
noun
[UK: rɪ.ˈplaɪ] [US: rə.ˈplaɪ]

response [responses](an answer or reply)
noun
[UK: rɪ.ˈspɒns] [US: rə.ˈspɑːns]

antwoordapparaat substantief
{n}

answering machine(device that automatically records voice mail)
noun
[UK: ˈɑːn.sər.ɪŋ mə.ˈʃiːn] [US: ˈæn.sər.ɪŋ mɪ.ˈʃiːn]

antwoorden werkwoord

reply [replied, replying, replies](to give a written or spoken response)
verb
[UK: rɪ.ˈplaɪ] [US: rə.ˈplaɪ]

antwoorden substantief
{n}

response [responses](the act of responding or replying)
noun
[UK: rɪ.ˈspɒns] [US: rə.ˈspɑːns]

antwoordloos bijvoeglijk naamwoord

unanswerable(not answerable; impossible to answer)
adjective
[UK: ˌʌn.ˈɑːn.sə.rəb.l̩] [US: ˌʌ.ˌnæn.sə.rəb.l̩]

beantwoorden werkwoord

reciprocate [reciprocated, reciprocating, reciprocates](to give something in response)
verb
[UK: rɪ.ˈsɪ.prək.eɪt] [US: rə.ˈsɪ.prəˌket]

reply [replied, replying, replies](to give a written or spoken response)
verb
[UK: rɪ.ˈplaɪ] [US: rə.ˈplaɪ]

beantwoorden aan werkwoord

meet(to satisfy; to comply with)
verb
[UK: miːt] [US: ˈmiːt]

gevat antwoord substantief

repartee [repartees](swift witty retort)
noun
[UK: ˌre.pɑː.ˈtiː] [US: ˌre.pər.ˈtiː]

impulsantwoord substantief
{n}

impulse response(output from a brief input signal)
noun

onbeantwoord bijvoeglijk naamwoord

unrequited(not reciprocated)
adjective
[UK: ˌʌn.rɪ.ˈkwaɪ.tɪd] [US: ˌʌn.ri.ˈkwaɪ.təd]

onbeantwoordbaar bijvoeglijk naamwoord

unanswerable(not answerable; impossible to answer)
adjective
[UK: ˌʌn.ˈɑːn.sə.rəb.l̩] [US: ˌʌ.ˌnæn.sə.rəb.l̩]

onbeantwoorde liefde substantief

unrequited love(love that is not reciprocated, even though reciprocation is desired)
noun

onverantwoord bijvoeglijk naamwoord

unwarranted(unjustified)
adjective
[UK: ʌn.ˈwɒ.rən.tɪd] [US: ʌˈn.wɔː.rən.təd]

onverantwoordelijk bijvoeglijk naamwoord

irresponsible(lacking a sense of responsibility)
adjective
[UK: ˌɪ.rɪ.ˈspɒn.səb.l̩] [US: ɪ.rə.ˈspɑːn.səb.l̩]

scherp antwoord substantief

retort [retorts](sharp or witty reply)
noun
[UK: rɪ.ˈtɔːt] [US: ˈriː.ˌtɔːrt]

verantwoord bijvoeglijk naamwoord

sustainable(able to be sustained: environmental term)
adjective
[UK: sə.ˈsteɪ.nəb.l̩] [US: sə.ˈsteɪ.nəb.l̩]

warranted(deserved, necessary)
adjective
[UK: ˈwɒ.rən.tɪd] [US: ˈwɔː.rən.təd]

verantwoordelijk bijvoeglijk naamwoord

accountable(obliged to answer for one’s deeds)
adjective
[UK: əˈk.aʊn.təb.l̩] [US: əˈk.aʊn.təb.l̩]

in charge(having responsibility)
adjective
[UK: ɪn tʃɑːdʒ] [US: ɪn ˈtʃɑːrdʒ]

liable(responsible)
adjective
[UK: ˈlaɪəb.l̩] [US: ˈlaɪəb.l̩]

responsible(answerable for an act performed or for its consequences)
adjective
[UK: rɪ.ˈspɒn.səb.l̩] [US: ri.ˈspɑːn.səb.l̩]

verantwoordelijke substantief
{m}

handler [handlers](one who handles a specified thing)
noun
[UK: ˈhænd.lə(r)] [US: ˈhænd.lər]

verantwoordelijkheid substantief
{f}

responsibility [responsibilities](the state of being responsible)
noun
[UK: rɪ.ˌspɒn.sə.ˈbɪ.lɪ.ti] [US: ri.ˌspɑːn.sə.ˈbɪ.lə.ti]

verantwoordelijkheid substantief
{n}

accountability [accountabilities](state of being accountable)
noun
[UK: əˌk.aʊn.tə.ˈbɪ.lə.ti] [US: əˈk.aʊn.tə.ˌbɪ.lə.ti]

verantwoordelijkheid nemen substantief

ownership(responsibility for something)
noun
[UK: ˈəʊ.nə.ʃɪp] [US: ˈoʊ.nər.ˌʃɪp]

verantwoorden werkwoord

apologize [apologized, apologizing, apologizes](to make an apology or defense)
verb
[UK: ə.ˈpɒ.lə.dʒaɪz] [US: ə.ˈpɑː.lə.ˌdʒaɪz]

vindicate [vindicated, vindicating, vindicates](to provide justification)
verb
[UK: ˈvɪn.dɪk.eɪt] [US: ˈvɪn.dəket]

verantwoordingsstuk substantief
{n}

source document((accounting) document that provides official notification of a credit or debit to an account)
noun

Zoek geschiedenis