Engels-Nederlands woordenboek »

meet betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
meet (to come face to face with by accident; to encounter)
verb
[UK: miːt]
[US: ˈmiːt]

ontmoetenwerkwoord

treffenwerkwoord

meet (to come face to face with someone by arrangement)
verb
[UK: miːt]
[US: ˈmiːt]

afsprekenwerkwoord

meet (to come together in conflict)
verb
[UK: miːt]
[US: ˈmiːt]

elkander ontmoetenwerkwoord

meet (to converge and finally touch or intersect)
verb
[UK: miːt]
[US: ˈmiːt]

rakenwerkwoord

meet (to get acquainted with)
verb
[UK: miːt]
[US: ˈmiːt]

leren kennenwerkwoord

meet (to satisfy; to comply with)
verb
[UK: miːt]
[US: ˈmiːt]

beantwoorden aanwerkwoord

overeenstemmen metwerkwoord

vervullenwerkwoord

meeting [meetings] (gathering for a purpose)
noun
[UK: ˈmiːt.ɪŋ]
[US: ˈmiːt.ɪŋ]

bijeenkomstsubstantief
{f}

ontmoetingsubstantief
{f}

vergaderingsubstantief
{f}

meeting [meetings] (place or instance of junction or intersection)
noun
[UK: ˈmiːt.ɪŋ]
[US: ˈmiːt.ɪŋ]

samenkomstsubstantief
{f}

trefpuntsubstantief
{n}

meeting place (place where people arrange to meet)
noun

ontmoetingsplaatssubstantief
{f}

meeting room (room for holding meetings)
noun

vergaderruimtesubstantief
{f}

vergaderzaalsubstantief
{f}

board meeting (meeting of the board of a company etc.)
noun
[UK: bɔːd ˈmiːt.ɪŋ]
[US: ˈbɔːrd ˈmiːt.ɪŋ]

bestuursvergaderingsubstantief
{f}

make ends meet (get by financially)
verb
[UK: ˈmeɪk endz miːt]
[US: ˈmeɪk ˈendz ˈmiːt]

de eindjes aan elkaar knopenwerkwoord

rondkomenwerkwoord

pleased to meet you (polite formula used when being introduced to somebody)
phrase
[UK: pliːzd tuː miːt juː]
[US: ˈpliːzd ˈtuː ˈmiːt ˈjuː]

aangenaamphrase

aangenaam met u kennis te makenphrase

aangenaam om met u kennis te makenphrase

aangename kennismakingphrase