Nederlands-Engels woordenboek »

-in betekenis in Engels

NederlandsEngels
land in zicht interjection

land ahoy(interjection shouted by the ship's watch)
interjection

laten inslapen werkwoord

destroy [destroyed, destroying, destroys](to put down or euthanize (e.g. an animal))
verb
[UK: dɪˈstro.ɪ] [US: də.ˌstrɔɪ]

licht in het hoofd bijvoeglijk naamwoord

light-headed(feeling faint)
adjective
[UK: laɪt ˈhe.dɪd] [US: ˈlaɪt ˈhe.dəd]

lijk in de kast substantief
{n}

skeleton in the cupboard(shameful secret)
noun
[UK: ˈske.lɪt.n̩ ɪn ðə ˈkʌb.əd] [US: ˈske.lət.n̩ ɪn ðə ˈkʌb.ərd]

men mag een gegeven paard niet in de bek zien phrase

beggars can't be choosers(when resources are limited, one must accept even substandard gifts)
phrase
[UK: ˈbe.ɡərz kɑːnt bi ˈtʃuː.zə(r)z] [US: ˈbe.ɡərz ˈkænt bi ˈtʃuː.zərz]

met algemene instemming substantief

acclamation(election of a standby)
noun
[UK: ˌæ.klə.ˈmeɪʃ.n̩] [US: ˌæ.klə.ˈmeɪʃ.n̩]

met de deur in huis vallen werkwoord

cut to the chase(to get to the point)
verb
[UK: kʌt tuː ðə tʃeɪs] [US: ˈkət ˈtuː ðə ˈtʃeɪs]

met een forse beweging de hoogte ingaan werkwoord

swoop [swooped, swooping, swoops]verb
[UK: swuːp] [US: ˈswuːp]

met een gouden lepel in de mond geboren bijvoeglijk naamwoord

born with a silver spoon in one's mouth(born rich or in a wealthy family)
adjective

met inbegrip van preposition

including(Such as, among which)
preposition
[UK: ɪn.ˈkluːd.ɪŋ] [US: ˌɪn.ˈkluːd.ɪŋ]

met ingehouden adem preposition

with bated breath(eagerly)
preposition

met je hoofd in de wolken zitten phrase

head in the cloudsphrase
[UK: hed ɪn ðə klaʊdz] [US: ˈhed ɪn ðə ˈklaʊdz]

met was insmeren werkwoord

wax [waxed, waxing, waxes](apply wax to)
verb
[UK: wæks] [US: ˈwæks]

mijns inziens preposition

in my opinion(according to me)
preposition
[UK: ɪn maɪ ə.ˈpɪ.nɪən] [US: ɪn ˈmaɪ ə.ˈpɪ.njən]

morgenstond heeft goud in de mond phrase

the early bird gets the worm(whoever arrives first has the best chance of success)
phrase
[UK: ðə ˈɜː.li bɜːd ˈɡets ðə wɜːm] [US: ðə ˈɝː.li ˈbɝːd ˈɡets ðə ˈwɝːm]

naald in een hooiberg substantief

needle in a haystack(idiomatic)
noun
[UK: ˈniːd.l̩ ɪn ə ˈheɪ.stæk] [US: ˈniːd.l̩ ɪn ə ˈheɪ.ˌstæk]

Nederlands-Indië eigennam
{n}

Dutch East Indies(a former Dutch colony in modern-day Indonesia)
proper noun

Nederlands-Oost-Indië eigennam
{n}

Dutch East Indies(a former Dutch colony in modern-day Indonesia)
proper noun

niet + infinitive werkwoord

don't(do not)
verb
[UK: dəʊnt] [US: ˈdoʊnt]

niet in overeenstemming substantief

disagreement [disagreements](a condition of not agreeing or concurring)
noun
[UK: ˌdɪ.sə.ˈɡriː.mənt] [US: ˌdɪ.sə.ˈɡriː.mənt]

niet in staat bijvoeglijk naamwoord

unable(not able)
adjective
[UK: ʌn.ˈeɪb.l̩] [US: ʌ.ˈneɪb.l̩]

niet intentioneel bijvoeglijk naamwoord

involuntary(without intention; unintentional)
adjective
[UK: ɪn.ˈvɒ.lən.tri] [US: ɪn.ˈvɑː.lən.ˌte.ri]

nieuw leven inblazen werkwoord

revive [revived, reviving, revives](to recover from a state of neglect)
verb
[UK: rɪ.ˈvaɪv] [US: rɪ.ˈvaɪv]

nog in leven preposition

above ground(figuratively: not dead and buried; alive)
preposition

nominalization of the infinitive {f}

-ing(act of doing something)

Not used in Dutch werkwoord

do [did, done, doing, does](in questions)
verb
[UK: duː] [US: ˈduː]

Noun compound through infixes: -s--e--en- preposition

of(linking class with example of class)
preposition
[UK: əv] [US: əv]

obsidionaal; in compounds: beleger- bijvoeglijk naamwoord

obsidional(pertaining to a siege)
adjective
[UK: ɒbsˈɪdɪˌɒnəl] [US: əbsˈɪdɪˌɑːnəl]

onder de indruk bijvoeglijk naamwoord

impressive(capable of being impressed)
adjective
[UK: ɪm.ˈpre.sɪv] [US: ˌɪm.ˈpre.sɪv]

onder invloed van alcohol bijwoord

under the influence(intoxicated)
adverb

ongewenste intimiteiten substantief
{f}

sexual harassmentnoun
[UK: ˈsek.ʃʊəl ˈhæ.rə.smənt] [US: ˈsek.ʃuːəl hə.ˈræ.smənt]

onrechtstreeks; indirect bijvoeglijk naamwoord

indirect(not direct)
adjective
[UK: ˌɪn.dɪ.ˈrekt] [US: ˌɪn.də.ˈrekt]

oog in oog bijwoord

face to face(in person)
adverb
[UK: feɪs tuː feɪs] [US: ˈfeɪs ˈtuː ˈfeɪs]

oog in oog staan met werkwoord

encounter [encountered, encountering, encounters](confront (someone or something))
verb
[UK: ɪnˈk.aʊn.tə(r)] [US: enˈk.aʊn.tər]

Oost-Indië eigennam
{n}

East Indies(Southeast Asia)
proper noun

op/een ontdekkingsreis gaan naar/maken in werkwoord

explore [explored, exploring, explores](to travel somewhere in search of discovery)
verb
[UK: ɪk.ˈsplɔː(r)] [US: ɪk.ˈsplɔːr]

opnieuw invoeren werkwoord

reenter((computing) to enter again)
verb
[UK: ri.ˈɪn.tə(r)] [US: ri.ˈɪn.tər]

opsluiten in een kooi werkwoord

cage [caged, caging, cages](to put into a cage)
verb
[UK: keɪdʒ] [US: ˈkeɪdʒ]

or use auxiliary hebben with inversion and maar phrase

I wish(I would very much like that to be so)
phrase

or use auxiliary hebben with inversion and maar voegwoord

if only(signifies a wish)
conjunction
[UK: ɪf ˈəʊn.li] [US: ˈɪf ˈoʊn.li]

2345

Zoek geschiedenis