Nederlands-Duits woordenboek »

eer betekenis in Duits

NederlandsDuits
beschermheer m

der Schirmherr [des Schirmherren, des Schirmherrn; die Schirmherren]Substantiv

bloedzweer

Blutgeschwür

bloedzweer o

der das Furunkel [des Furunkels, des Furunkels; die Furunkel]Substantiv

Bodenmeer o

der Bodensee [des Bodensees; —]Substantiv

boetseerkunst substantief

das Plastik [des Plastiks; —]Substantiv

brandweer substantief

die Feuerwehr [der Feuerwehr; die Feuerwehren]Substantiv

brandweerkazerne v

Gebäude der Feuerwehr

burchtheer m

der Kastellan [des Kastellans; die Kastellane]Substantiv

conifeer o

das Nadelholz [des Nadelholzes; die Nadelhölzer]Substantiv

creëren v

erschaffen [erschuf; hat erschaffen]Verb

schaffen [schaffte; hat geschafft]Verb

deeeraantastenvan werkwoord

entehren [entehrte; hat entehrt]Phrase

destilleerkolf substantief

die Retorte [der Retorte; die Retorten]Substantiv

drieërlei bijvoeglijk naamwoord

dreierlei

drijfveer substantief

die Feder [der Feder; die Federn]Substantiv

die Triebfeder [der Triebfeder; die Triebfedern]Substantiv

drijfveer m

der Antrieb [des Antriebes/Antriebs; die Antriebe]Substantiv

der Beweggrund [des Beweggrund(e)s; die Beweggründe]Substantiv

der Grund [des Grundsdes Grundes; die Gründe]Substantiv

drijfveer o

das Motiv [des Motivs; die Motive]Substantiv

éénkeer

einmal

evenwichtsleer substantief

die Statik [der Statik; —]Substantiv

evenzeer bijwoord

ebenfallsAdverb

gleichAdverb

gleichfallsAdverb

evenzeer voegwoord

auchKonjunktion

farizeeër m

der Pharisäer [des Pharisäers; die Pharisäer]Substantiv

frankeerzegel substantief

die Briefmarke [der Briefmarke; die Briefmarken]Substantiv

Gardameer

Gardasee

geadresseerde m

der Adressat [des Adressaten; die Adressaten]Substantiv

der Empfänger [des Empfängers; die Empfänger]Substantiv

geblaseerd bijvoeglijk naamwoord

blasiert [blasierter; am blasiertesten]Adjektiv

geciviliseerd bijvoeglijk naamwoord

gesittet [gesitteter; am gesittetsten]Adjektiv

gecompliceerd bijvoeglijk naamwoord

umständlich [umständlicher; am umständlichsten]Adjektiv

gedegenereerd bijvoeglijk naamwoord

degeneriertAdjektiv

gedelegeerde m

der AbgeordneterSubstantiv

gedelegeerde v

Delegierter

gedeputeerde m

der AbgeordneterSubstantiv

gedetailleerd bijvoeglijk naamwoord

ausführlich [ausführlicher; am ausführlichsten]Adjektiv

detailliert [detaillierter; am detailliertesten]Adjektiv

2345