Nederlands-Duits woordenboek »

eer betekenis in Duits

NederlandsDuits
gedetailleerd bijvoeglijk naamwoord

einzelnAdjektiv

umständlich [umständlicher; am umständlichsten]Adjektiv

gedetineerde m

der GefangenerSubstantiv

gefingeerd werkwoord

ersonnen

gefingeerd bijvoeglijk naamwoord

angenommenAdjektiv

fiktiv [fiktiver; am fiktivsten]Adjektiv

geforceerd bijvoeglijk naamwoord

gespannt [gespannter; am gespanntesten]Adjektiv

gefortuneerd bijvoeglijk naamwoord

ausgiebig [ausgiebiger; am ausgiebigsten]Adjektiv

reich [reicher; am reichsten]Adjektiv

vermögend [vermögender; am vermögendsten]Adjektiv

geïsoleerd bijvoeglijk naamwoord

vereinsamtAdjektiv

geleerd bijvoeglijk naamwoord

gebildet [gebildeter; am gebildetsten]Adjektiv

gesittet [gesitteter; am gesittetsten]Adjektiv

geleerdheid substantief

die Gelehrsamkeit [der Gelehrsamkeit; —]Substantiv

geloofsleer substantief

die Doktrin [der Doktrin; die Doktrinen]Substantiv

die Lehre [der Lehre; die Lehren]Substantiv

geluidsleer substantief

die Akustik [der Akustik; die Akustiken]Substantiv

gemotoriseerd bijvoeglijk naamwoord

motorisiertAdjektiv

gemsleer

Gemshaut

sämisches Leder

gemsleer o

das Waschleder [des Waschleders; die Waschleder]Substantiv

gemzeleer

Gemshaut

sämisches Leder

gemzeleer o

das Waschleder [des Waschleders; die Waschleder]Substantiv

geneesheer m

der Arzt [des Arzt(e)s; die Ärzte]Substantiv

der Doktor [des Doktors; die Doktoren]Substantiv

gereserveerd bijvoeglijk naamwoord

abstinent [abstinenter; am abstinentesten]Adjektiv

belegtAdjektiv

geroutineerd bijvoeglijk naamwoord

routiniert [routinierter; am routiniertesten]Adjektiv

getalenteerd bijvoeglijk naamwoord

begabt [begabter; am begabtesten]Adjektiv

talentiert [talentierter; am talentiertesten]Adjektiv

geweer substantief

die Büchse [der Büchse; die Büchsen]Substantiv

die Flinte [der Flinte; die Flinten]Substantiv

geweer [geweren] o

das Gewehr [des Gewehres, des Gewehrs; die Gewehre]Substantiv

das Schießgewehr [des Schießgewehres, des Schießgewehrs; die Schießgewehre]Substantiv

gewrichtssmeer

Gelenkschleim

Synovia

godgeleerdheid substantief

die Theologie [der Theologie; die Theologien]Substantiv

graveernaald m

der Grabstichel [des Grabstichels; die Grabstichel]Substantiv

graveerstift m

der Grabstichel [des Grabstichels; die Grabstichel]Substantiv

3456