saját hollandul
| Magyar | Holland |
|---|---|
| saját melléknév | eigen◼◼◼bijvoeglijk naamwoord persoonlijk◼◻◻bijvoeglijk naamwoord eigenlijk◼◻◻bijvoeglijk naamwoord apart◼◻◻bijvoeglijk naamwoord |
| sajátmaga | zichzelf◼◼◼ |
| sajátos melléknév | eigen◼◼◼bijvoeglijk naamwoord specifiek◼◼◼bijvoeglijk naamwoord bijzonder◼◼◼bijvoeglijk naamwoord speciaal◼◼◻bijvoeglijk naamwoord eigenaardig◼◼◻bijvoeglijk naamwoord kenmerkend◼◼◻bijvoeglijk naamwoord vreemd◼◼◻bijvoeglijk naamwoord apart◼◼◻bijvoeglijk naamwoord eigenlijk◼◼◻bijvoeglijk naamwoord eigenzinnig◼◻◻bijvoeglijk naamwoord idiosyncratisch◼◻◻bijvoeglijk naamwoord ongebruikelijk◼◻◻bijvoeglijk naamwoord bevreemdend◼◻◻bijvoeglijk naamwoord |
| sajátosan melléknév | eigenlijk◼◼◼bijvoeglijk naamwoord speciaal◼◼◼bijvoeglijk naamwoord |
| sajátosság főnév | kenmerk◼◼◼o eigenschap◼◼◼v attribuut◼◼◻o |
| sajátság főnév | eigenschap◼◼◼v |
| sajátságos melléknév | eigenaardig◼◼◼bijvoeglijk naamwoord apart◼◼◻bijvoeglijk naamwoord |
| egyéni sajátosság főnév | kenmerk◼◼◼o |
| elsajátít ige | aanleren◼◼◼werkwoord |
| jellemző sajátosság főnév | kenmerk◼◼◼o |
| kisajátít ige | onteigenen◼◼◼werkwoord |
| kisajátítás főnév | onteigening◼◼◼v |
