Holland-Német szótár »

vlo németül

HollandNémet
banvloek m

der Bann [des Bann(e)s; (Plural selten) die Banne]Substantiv

der Bannfluch [des Bannfluches|Bannfluchs; die Bannflüche]Substantiv

der Fluch [des Fluches, des Fluchs; die Flüche]Substantiv

beïnvloeden werkwoord

Einfluß haben auf

beïnvloeden v

beeinflussen [beeinflusste; hat beeinflusst]Verb

einwirken [wirkte ein; hat eingewirkt]Verb

dorsvloer substantief

die Tenne [der Tenne; die Tennen]Substantiv

dorsvloer m

Dreschtenne

inovervloed

im Überfluß

inovervloed bijvoeglijk naamwoord

reichlich [reichlicher; am reichlichsten]Adjektiv

invloed [invloeden] m

der EinflußSubstantiv

invloedhebbenop

Einfluß haben auf

invloedhebbenop v

beeinflussen [beeinflusste; hat beeinflusst]Verb

einwirken [wirkte ein; hat eingewirkt]Verb

latenafvloeien

wegbringen

latenafvloeien werkwoord

fortführen [führte fort; hat fortgeführt]Verb

metkokendevloeistofverwonden v

brühen [brühte; hat gebrüht]Verb

overdevloerkomen werkwoord

frequentieren [frequentierte; hat frequentiert]Phrase

overdevloerkomen v

umgehen [umging, hat/ist umgangen]Verb

overvloed substantief

die Fülle [der Fülle; die Füllen]Substantiv

overvloeien werkwoord

ausfließen [floss aus; ist ausgeflossen]Phrase

parketvloer o

das Parkett [des Parkettes, des Parketts; die Parkette, die Parketts]Substantiv

sneeuwvlok substantief

die Schneeflocke [der Schneeflocke; die Schneeflocken]Substantiv

suggestie(beïnvloeding) o

die Suggestion [der Suggestion; die Suggestionen]Substantiv

toevloed substantief

die Flut [der Flut; die Fluten]Substantiv

toevloed m

der ZuflußSubstantiv

uitvloeisel substantief

die Folge [der Folge; die Folgen]Substantiv

die Sequenz [der Sequenz; die Sequenzen]Substantiv

uitvloeisel m

der Erfolg [des Erfolges, des Erfolgs; die Erfolge]Substantiv

uitvloeisel o

das Ergebnis [des Ergebnisses; die Ergebnisse]Substantiv

das Resultat [des Resultats; die Resultate]Substantiv

vervloeien v

verfließen [verfloss; ist verflossen]Verb

vervloeken werkwoord

verwünschen [verwünschte; hat verwünscht]Verb

vervloeken v

lästern [lästerte; hat gelästert]Verb

verfluchen [verfluchte; hat verflucht]Verb

vervloeking m

der Fluch [des Fluches, des Fluchs; die Flüche]Substantiv

der Frevel [des Frevels; die Frevel]Substantiv

vervlogen werkwoord

abhanden

vervlogen bijvoeglijk naamwoord

vorigAdjektiv

voortvloeien v

folgen [folgte; hat/ist gefolgt] (auf+AKK)Verb

123