Holland-Német szótár »

nee németül

HollandNémet
eveneens bijwoord

ebenfallsAdverb

gleichAdverb

gleichfallsAdverb

eveneens voegwoord

auchKonjunktion

gedetineerde m

der GefangenerSubstantiv

gefortuneerd bijvoeglijk naamwoord

ausgiebig [ausgiebiger; am ausgiebigsten]Adjektiv

reich [reicher; am reichsten]Adjektiv

vermögend [vermögender; am vermögendsten]Adjektiv

geneesheer m

der Arzt [des Arzt(e)s; die Ärzte]Substantiv

der Doktor [des Doktors; die Doktoren]Substantiv

geneeskunde substantief

die Medizin [der Medizin; die Medizinen]Substantiv

die Therapeutik [der Therapeutik; die Therapeutiken]Substantiv

geneeskundig bijvoeglijk naamwoord

medizinischAdjektiv

geroutineerd bijvoeglijk naamwoord

routiniert [routinierter; am routiniertesten]Adjektiv

Guineesbiggetje o

das Meerschweinchen [des Meerschweinchens; die Meerschweinchen]Substantiv

haanvaneenvuurwapen

Hahn (an der Schußwaffe)

haanvaneenvuurwapen m

der Hahn [des Hahnes, des Hahns; die Hähne]Substantiv

hetoneenszijn v

ablehnen [lehnte ab; hat abgelehnt]Verb

ineen bijvoeglijk naamwoord

gesamtAdjektiv

ineen bijwoord

aneinanderAdverb

beisammen

insgesamt

zugleichAdverb

zusammen

ineenautostappen v

einsteigen [stieg ein; ist eingestiegen]Verb

ineenlijstzetten v

einrahmen [rahmte ein; hat eingerahmt]Verb

inéénruk

hinter einander

ineens bijvoeglijk naamwoord

jäh [jäher; am jähesten]Adjektiv

ineenstemmingbrengen v

stimmen [stimmte; hat gestimmt] (für +AKK)Verb

ineenstorten v

verfallen [verfiel; ist verfallen]Verb

ineenstrengeling substantief

die Umfassung [der Umfassung; die Umfassungen]Substantiv

ineenzakken v

verfallen [verfiel; ist verfallen]Verb

Japannees m

der Japaner [des Japaners; die Japaner]Substantiv

kaneel o

Zimmet

der Zimt (Plural selten oder unüblich) [Zimt(e)s; die Zimte]Substantiv

kneep substantief

der Ausflucht [der Ausflucht; die Ausflüchte]Substantiv

kneep m

der Kniff [des Kniffes, des Kniffs; die Kniffe]Substantiv

magneet m

der Magnet [des Magnetes, des Magnets, des Magneten; die Magnete, die Magneten]Substantiv

meneer m

der Herr [des Herr(e)n; die Herren]Substantiv

meneerenmevrouw

Damen und Herren

1234

Korábban kerestél rá