Holland-Német szótár »

aal németül

HollandNémet
portaal o

das Portal [des Portals; die Portale]Substantiv

Portugesetaal

portugiesische Sprache

Portugesetaal o

das Portugiesisch [des Portugiesisch(s); —] (Verwandte Form: Portugiesische)Substantiv

potentiaal bijvoeglijk naamwoord

potentialAdjektiv

praal m

der Pomp [des Pomps; —]Substantiv

praal o

das Gepränge [des Gepränges; —]Substantiv

praalgraf o

das Mausoleum [des Mausoleums; die Mausoleen]Substantiv

prachtenpraal substantief

die Gala [der Gala, der Galas; die Galas]Substantiv

die Parade [der Parade; die Paraden]Substantiv

prachtenpraal o

das Gepränge [des Gepränges; —]Substantiv

prachtenpraal m
umgangssprachlich veraltend

der Staat [des Staat(e)s; die Staaten]Substantiv

proces-verbaal o

das Protokoll [des Protokolls; die Protokolle]Substantiv

procureur-generaal m

der Staatsanwalt [des Staatsanwaltes, des Staatsanwalts; die Staatsanwälte]Substantiv

provinciaal

provinzialisch

provinciaal bijvoeglijk naamwoord

provinziellAdjektiv

puitaal substantief

die Aalmutter [der Aalmutter; die Aalmuttern]Substantiv

radicaal

Wurzel-

radicaal bijvoeglijk naamwoord

eingehend [eingehender; am eingehendsten]Adjektiv

radikal [radikaler; am radikalsten]Adjektiv

reaal substantief

der Real [des Reals; die Reales, die Reis]Substantiv

rechtszaal o

das Gericht [des Gericht(e)s; die Gerichte]Substantiv

rivaal m

der Nebenbuhler [des Nebenbuhlers; die Nebenbuhler]Substantiv

Rival

rodeaalbes substantief

die Johannisbeere [der Johannisbeere; die Johannisbeeren]Substantiv

rookkanaal m

der Schornstein [des Schornsteins, des Schornsteines; die Schornsteine]Substantiv

royaal bijvoeglijk naamwoord

ausgedehntAdjektiv

freigebigAdjektiv

geräumig [geräumiger; am geräumigsten]Adjektiv

weit [weiter; am weitesten]Adjektiv

Russischetaal substantief

die russische SpracheSubstantiv

Russischetaal o

das RussischSubstantiv

sacraal bijvoeglijk naamwoord

heilig [heiliger; am heiligsten]Adjektiv

sandaal substantief

die Sandale [der Sandale; die Sandalen]Substantiv

schaal substantief

die Borke [der Borke; die Borken]Substantiv

die Hülse [der Hülse; die Hülsen]Substantiv

die Muschel [der Muschel; die Muscheln]Substantiv

die Rinde [der Rinde; die Rinden]Substantiv

die Schale [der Schale; die Schalen]Substantiv

die Skala [der Skala; die Skalen/(selten:) Skalas]Substantiv

schaal m

der Maßstab [des Maßstab(e)s; die Maßstäbe]Substantiv

6789

Korábban kerestél rá