Holland-Angol szótár »

waarde angolul

HollandAngol
gevangenbewaarder substantief
{m}

prison guard(person working to provide order to in a jail)
noun

gevangenisbewaarder substantief
{m}

prison guard(person working to provide order to in a jail)
noun

gevoelswaarde substantief
{f}

connotation [connotations](suggested or implied meaning)
noun
[UK: ˌkɒ.nə.ˈteɪʃ.n̩] [US: ˌkɑː.nə.ˈteɪʃ.n̩]

gewaardeerd bijvoeglijk naamwoord

worth(deserving of)
adjective
[UK: wɜːθ] [US: ˈwɝːθ]

gewetensbezwaarde substantief
{m} {f}

conscientious objector(someone refusing to fight in an armed conflict because of religious or moral principles)
noun
[UK: ˌkɒn.ʃɪ.ˈen.ʃəs əb.ˈdʒek.tə(r)] [US: ˌkɑːn.ʃi.ˈen.ʃəs əb.ˈdʒek.tər]

halfwaardetijd substantief
{m}

half-life(time in physics)
noun
[UK: hɑːf laɪf] [US: ˈhæf ˈlaɪf]

herwaarderen werkwoord

revalue [revalued, revaluing, revalues](to value again, give a new value to)
verb
[UK: riː.ˈvæ.ljuː] [US: ri.ˈvæ.ˌljuː]

huwelijksvoorwaarden substantief
{f-Pl}

prenuptial agreement(document stating legal claims upon a divorce)
noun

in waarde stijgen werkwoord

appreciate [appreciated, appreciating, appreciates](to increase in value)
verb
[UK: ə.ˈpriːʃ.i.eɪt] [US: ə.ˈpriːʃ.i.eɪt]

marktwaarde substantief
{f}

market value(the price at which something is or can be traded)
noun
[UK: ˈmɑːkɪt ˈvæ.ljuː] [US: ˈmɑːrkət ˈvæ.ljuː]

meerwaarde substantief
{f}

plus [plusses](useful addition)
noun
[UK: plʌs] [US: ˈpləs]

surplus valuenoun

naamwaarde substantief
{f}

face value [face values](the stated value or amount)
noun
[UK: ˈfeɪs.ˌvæ.ljuː] [US: ˈfeɪs.ˌvæ.ljuː]

naar waarde schatten werkwoord

appreciate [appreciated, appreciating, appreciates](to view as valuable)
verb
[UK: ə.ˈpriːʃ.i.eɪt] [US: ə.ˈpriːʃ.i.eɪt]

nominale waarde substantief
{f}

face value [face values](the stated value or amount)
noun
[UK: ˈfeɪs.ˌvæ.ljuː] [US: ˈfeɪs.ˌvæ.ljuː]

noodzakelijke voorwaarde substantief
{f}

necessary condition(logical statement)
noun

ondergewaardeerd bijvoeglijk naamwoord

underrated(not given enough recognition)
adjective
[UK: ˌʌn.də.ˈreɪ.tɪd] [US: ən.dər.ˈreɪ.təd]

ontbindende voorwaarde substantief
{f}

condition subsequent(condition)
noun

ontwaarden werkwoord

debauch [debauched, debauching, debauches]((transitive) to debase something)
verb
[UK: dɪ.ˈbɔːtʃ] [US: dɪ.ˈbɔːtʃ]

onvoorwaardelijk bijvoeglijk naamwoord

unconditional(without conditions)
adjective
[UK: ˌʌnk.ən.ˈdɪʃ.n̩əl] [US: ˌʌnk.ən.ˈdɪʃ.n̩əl]

onvoorwaardelijke overgave substantief
{f}

unconditional surrender(surrender without conditions)
noun

Oostwaarde substantief

eastingnoun
[UK: ˈiː.stɪŋ] [US: ˈiː.stɪŋ]

op voorwaarde dat voegwoord

provided(only if)
conjunction
[UK: prə.ˈvaɪ.dɪd] [US: prə.ˈvaɪ.dəd]

op waarde schatten werkwoord

appreciate [appreciated, appreciating, appreciates](to view as valuable)
verb
[UK: ə.ˈpriːʃ.i.eɪt] [US: ə.ˈpriːʃ.i.eɪt]

opschortende voorwaarde substantief
{f}

condition precedentnoun

opwaarderen werkwoord

top up(to extend credit)
verb
[UK: tɒp ʌp] [US: ˈtɑːp ʌp]

opwaardering substantief
{f}

lifting(facelift)
noun
[UK: ˈlɪft.ɪŋ] [US: ˈlɪft.ɪŋ]

randvoorwaarde substantief
{f}

constraint [constraints](mathematics: condition to a solution)
noun
[UK: kən.ˈstreɪnt] [US: kən.ˈstreɪnt]

schatbewaarder substantief
{m}

treasurer [treasurers](official entrusted with the funds and revenues of an organisation)
noun
[UK: ˈtre.ʒə.rə(r)] [US: ˈtre.ʒə.rər]

van nul en gener waarde bijvoeglijk naamwoord

null and void(invalid, cancelled, unenforceable)
adjective
[UK: nʌl ənd vɔɪd] [US: ˈnəl ænd ˌvɔɪd]

van onschatbare waarde bijvoeglijk naamwoord

priceless(so precious as not to be sold at any price)
adjective
[UK: ˈpraɪ.sləs] [US: ˈpraɪ.sləs]

variabele waarde substantief
{f}

variable [variables](something whose value may be dictated or discovered)
noun
[UK: ˈveə.rɪəb.l̩] [US: ˈve.riəb.l̩]

voldoende voorwaarde substantief
{f}

sufficient condition [sufficient conditions](logical statement)
noun

voorwaarde substantief
{f}

condition [conditions](requirement or requisite)
noun
[UK: kən.ˈdɪʃ.n̩] [US: kən.ˈdɪʃ.n̩]

precondition [preconditions](preexisting requirement)
noun
[UK: ˌpriːk.ən.ˈdɪʃ.n̩] [US: ˌprik.ən.ˈdɪʃ.n̩]

premise [premises](proposition antecedently supposed or proved)
noun
[UK: ˈpre.mɪs] [US: ˈpre.məs]

prerequisite [prerequisites](Something that must be gained in order to gain something else)
noun
[UK: ˌpriː.ˈre.kwɪ.zɪt] [US: pri.ˈre.kwə.zət]

requirement [requirements](necessity)
noun
[UK: rɪ.ˈkwaɪə.mənt] [US: rɪ.ˈkwaɪr.mənt]

voorwaardelijk bijvoeglijk naamwoord

conditional(limited by a condition)
adjective
[UK: kən.ˈdɪʃ.n̩əl] [US: kən.ˈdɪʃ.n̩əl]

voorwaardelijke invrijheidstelling substantief
{f}

parole(law: a release of (a prisoner))
noun
[UK: pə.ˈrəʊl] [US: pəˈroʊl]

123