Holland-Angol szótár »

waar angolul

HollandAngol
gewetensbezwaarde substantief
{m} {f}

conscientious objector(someone refusing to fight in an armed conflict because of religious or moral principles)
noun
[UK: ˌkɒn.ʃɪ.ˈen.ʃəs əb.ˈdʒek.tə(r)] [US: ˌkɑːn.ʃi.ˈen.ʃəs əb.ˈdʒek.tər]

grootzwaard substantief
{n}

longsword(a kind of sword)
noun
[UK: lˈɒŋsɔːd] [US: lˈɑːŋsoːrd]

Grote Sprong Voorwaarts eigennam
{m}

Great Leap Forward(Great Leap Forward (in China))
proper noun

halfwaardetijd substantief
{m}

half-life(time in physics)
noun
[UK: hɑːf laɪf] [US: ˈhæf ˈlaɪf]

heemwaarts bijvoeglijk naamwoord

homewards(leading toward home)
adjective
[UK: ˈhəʊm.wədz] [US: ˈhoʊm.wədz]

heemwaarts bijwoord

homeward(towards home)
adverb
[UK: ˈhəʊm.wəd] [US: ˈhoʊm.wəd]

herwaarderen werkwoord

revalue [revalued, revaluing, revalues](to value again, give a new value to)
verb
[UK: riː.ˈvæ.ljuː] [US: ri.ˈvæ.ˌljuː]

herwaarts bijwoord

hither(to here)
adverb
[UK: ˈhɪ.ðə(r)] [US: ˈhɪ.ðər]

hoerenwaard substantief
{m}

brothelkeeper(person who keeps a brothel)
noun

hoerenwaardin substantief
{f}

brothelkeeper(person who keeps a brothel)
noun

hoogwaardigheidsbekleder substantief
{m}

dignitary [dignitaries](important or influential person)
noun
[UK: ˈdɪɡ.nɪ.tə.ri] [US: ˈdɪɡ.nə.ˌte.ri]

hoogwaardigheidsbekleedster substantief
{f}

dignitary [dignitaries](important or influential person)
noun
[UK: ˈdɪɡ.nɪ.tə.ri] [US: ˈdɪɡ.nə.ˌte.ri]

huiswaarts bijvoeglijk naamwoord

homewards(leading toward home)
adjective
[UK: ˈhəʊm.wədz] [US: ˈhoʊm.wədz]

huiswaarts bijwoord

homeward(towards home)
adverb
[UK: ˈhəʊm.wəd] [US: ˈhoʊm.wəd]

huwelijksvoorwaarden substantief
{f-Pl}

prenuptial agreement(document stating legal claims upon a divorce)
noun

iedere grap heeft een kern van waarheid phrase

there's a grain of truth in every joke(people convey truth in jokes)
phrase
[UK: ðeəz ə ɡreɪn əv truːθ ɪn ˈev.ri dʒəʊk] [US: ˈðerz ə ˈɡreɪn əv ˈtruːθ ɪn ˈev.ri dʒoʊk]

in de staat waarin het zich bevindt bijvoeglijk naamwoord

warts and all(of a description which does not conceal shortcomings or imperfections)
adjective

in waarde stijgen werkwoord

appreciate [appreciated, appreciating, appreciates](to increase in value)
verb
[UK: ə.ˈpriːʃ.i.eɪt] [US: ə.ˈpriːʃ.i.eɪt]

kinderen en dronken mensen spreken altijd de waarheid phrase

in wine, there is truth(one tells the truth under the influence of alcohol)
phrase

kredietwaardigheid substantief
{f}

credit [credits](one's credit rating)
noun
[UK: ˈkre.dɪt] [US: ˈkre.dət]

laagwaardig bijvoeglijk naamwoord

cheap [cheaper, cheapest](of poor quality)
adjective
[UK: tʃiːp] [US: ˈtʃiːp]

lezenswaardig bijvoeglijk naamwoord

readable(enjoyable to read)
adjective
[UK: ˈriːd.əb.l̩] [US: ˈriːd.əb.l̩]

lichtzwaard substantief
{n}

lightsaber(a fictional type of sword)
noun
[UK: lˈaɪtseɪbə] [US: lˈaɪtseɪbɚ]

lievenswaardig bijvoeglijk naamwoord

lovely [lovelier, loveliest](inspiring love or friendship)
adjective
[UK: ˈlʌv.li] [US: ˈlʌv.li]

lijwaarts bijvoeglijk naamwoord

leeward(on the side sheltered from the wind)
adjective
[UK: ˈliː.wəd] [US: ˈliː.wərd]

lijwaarts bijwoord

leeward(away from the direction of the wind)
adverb
[UK: ˈliː.wəd] [US: ˈliː.wərd]

loefwaarts bijvoeglijk naamwoord

windward(towards the wind)
adjective
[UK: ˈwɪn.dwəd] [US: ˈwɪn.dwərd]

lofwaardig bijvoeglijk naamwoord

commendable(worthy of commendation)
adjective
[UK: kə.ˈmen.dəb.l̩] [US: kə.ˈmen.dəb.l̩]

praiseworthy(meriting praise)
adjective
[UK: ˈpreɪz.wɜː.ði] [US: ˈpreɪˌz.wər.ði]

lovenswaardig bijvoeglijk naamwoord

commendable(worthy of commendation)
adjective
[UK: kə.ˈmen.dəb.l̩] [US: kə.ˈmen.dəb.l̩]

luchtwaardig bijvoeglijk naamwoord

airworthy(being able to fly)
adjective
[UK: ˈeə.ˌwɜː.ði] [US: ˈeˌr.wər.ði]

luchtwaardigheid substantief
{f}

airworthiness(the state of being airworthy)
noun
[UK: ˈeə.ˌwɜː.ði.nəs] [US: ˈeˌr.wər.ði.nəs]

marktwaarde substantief
{f}

market value(the price at which something is or can be traded)
noun
[UK: ˈmɑːkɪt ˈvæ.ljuː] [US: ˈmɑːrkət ˈvæ.ljuː]

meerwaarde substantief
{f}

plus [plusses](useful addition)
noun
[UK: plʌs] [US: ˈpləs]

surplus valuenoun

merkwaardig bijvoeglijk naamwoord

funny [funnier, funniest](strange; unusual)
adjective
[UK: ˈfʌ.ni] [US: ˈfʌ.ni]

odd [odder, oddest](strange)
adjective
[UK: ɒd] [US: ˈɑːd]

peculiar(out of the ordinary)
adjective
[UK: pɪ.ˈkjuː.lɪə(r)] [US: pə.ˈkjuː.ljər]

quaint [quainter, quaintest](interestingly strange)
adjective
[UK: kweɪnt] [US: ˈkweɪnt]

quirky [quirkier, quirkiest](given to quirks or idiosyncrasies)
adjective
[UK: kwɜːk] [US: ˈkwɝːk.i]

5678