Holland-Angol szótár »

schieten angolul

HollandAngol
schieten werkwoord

boot [booted, booting, boots](to kick)
verb
[UK: buːt] [US: ˈbuːt]

shoot [shot, shot, shooting, shoots](to fire a shot)
verb
[UK: ʃuːt] [US: ˈʃuːt]

aan de slag schieten werkwoord

set about(to initiate or begin some action)
verb
[UK: set ə.ˈbaʊt ˈsʌm.θɪŋ] [US: ˈset ə.ˈbaʊt ˈsʌm.θɪŋ]

boogschieten substantief
{n}

archery(the practice)
noun
[UK: ˈɑː.tʃə.ri] [US: ˈɑːr.tʃə.ri]

een bok schieten werkwoord

blunder [blundered, blundering, blunders](To make a stupid mistake)
verb
[UK: ˈblʌn.də(r)] [US: ˈblʌn.dər]

eerst schieten werkwoord

shoot first and ask questions later(To take hasty, immediate action with serious consequences)
verb

gat schieten in werkwoord

shoot holesverb

gaten schieten in werkwoord

shoot holesverb

met een kanon op een mug schieten werkwoord

use a sledgehammer to crack a nut(idiom)
verb

neerschieten werkwoord

gun down(kill by firearm)
verb

omlaagschieten werkwoord

plummet [plummeted, plummeting, plummets](to drop swiftly, in a direct manner; to fall quickly)
verb
[UK: ˈplʌ.mɪt] [US: ˈplʌ.mət]

onder de kluiten schieten werkwoord

cuckold [cuckolded, cuckolding, cuckolds](make a cuckold)
verb
[UK: ˈkʌk.əʊld] [US: ˈkʌkoʊld]

opschieten met werkwoord

get along(interact or coexist well, without argument or trouble)
verb
[UK: ˈɡet ə.ˈlɒŋ] [US: ˈɡet ə.ˈlɔːŋ]

te binnen schieten werkwoord

spring to mind(appear in one's thoughts)
verb

tekortschieten werkwoord

fall short(to be less satisfactory than expected; to be inadequate or insufficient)
verb
[UK: fɔːl ʃɔːt] [US: ˈfɑːl ˈʃɔːrt]

tekortschietend bijvoeglijk naamwoord

deficient(insufficient or inadequate in amount)
adjective
[UK: dɪ.ˈfɪʃnt] [US: də.ˈfɪ.ʃənt]

voor en achter een doel schieten werkwoord

straddle [straddled, straddling, straddles](to fire shots in front and behind of a target)
verb
[UK: ˈstræd.l̩] [US: ˈstræd.l̩]

voorschieten werkwoord

advance [advanced, advancing, advances](to furnish, as money or other value, before it becomes due)
verb
[UK: əd.ˈvɑːns] [US: əd.ˈvæns]

zichzelf in de voet schieten werkwoord

shoot oneself in the foot(to act against one's own interest)
verb