Holland | Angol |
---|---|
bakken werkwoord | bake [baked, baking, bakes](to cook in an oven) cook [cooked, cooking, cooks](colloquial: to be uncomfortably hot) do [did, done, doing, does](cook) fry [fried, frying, fries](to cook (something) in hot fat or oil) |
bruinbakken werkwoord | brown [browned, browning, browns](to cook until brown) |
gebakken brood substantief {n} | doughboy(A kind of dumpling) |
gebakken lucht substantief | hot air(empty, confused or exaggerated talk) |
gebakken rijst substantief {m} | fried rice(form of rice) |
goed doorbakken bijvoeglijk naamwoord | well done(well cooked) |
halfbakken bijvoeglijk naamwoord | half-baked(partially cooked) |
ingebakken bijvoeglijk naamwoord | baked-in(built in, inseparably included) |
nieuwbakken bijvoeglijk naamwoord | newfangled(modern, unfamiliar or different) |
oudbakken bijvoeglijk naamwoord | stale [staler, stalest](having lost its freshness) |
roerbakken werkwoord | stir-fry(fry something quickly in hot oil) |
tot bakstenen bakken werkwoord | brick(make into brick) |
vuilnisbakkenras substantief {n} | mongrel [mongrels](someone of mixed kind) |