English-Dutch dictionary »

turn meaning in Dutch

EnglishDutch
turnbuckle [turnbuckles] (nautical equipment)
noun
[UK: tˈɜːnbʌkəl]
[US: tˈɜːnbʌkəl]

spanschroefsubstantief

spanwartelsubstantief

turncoat (traitor)
noun
[UK: ˈtɜːnk.əʊt]
[US: ˈtɜːnkoʊt]

afvalligesubstantief
{m}

deserteursubstantief
{m}

renegaatsubstantief
{m}

verradersubstantief
{m}

turner [turners] (person working a lathe)
noun
[UK: ˈtɜː.nə(r)]
[US: ˈtɝː.nər]

draaiersubstantief
{m}

turning circle (of a road vehicle)
noun

draaicirkelsubstantief
{m}

turning point [turning points] (decisive point)
noun
[UK: ˈtɜːn.ɪŋ pɔɪnt]
[US: ˈtɝːn.ɪŋ ˈpɔɪnt]

keerpuntsubstantief
{n}

wendepuntsubstantief
{n}

turnip [turnips] (white root of Brassica rapa)
noun
[UK: ˈtɜː.nɪp]
[US: ˈtɝː.nəp]

knolraapsubstantief
{m}

raapsubstantief
{m}

turnip greens (leaves of the turnip plant)
noun

raapstelensubstantief
{m-Pl}

turnkey (ready to use without further assembly)
adjective
[UK: ˈtɜːnk.iː]
[US: ˈtɝːnˌk.i]

kant-en-klaarbijvoeglijk naamwoord

turnkey (slang: warder)
noun
[UK: ˈtɜːnk.iː]
[US: ˈtɝːnˌk.i]

cipiersubstantief
{m}

turnout [turnouts] (number of people who attend or participate in an event)
noun
[UK: ˈtɜː.naʊt]
[US: ˈtɝː.ˌnɑːwt]

opkomstsubstantief
{f}

turnover [turnovers] (act of overturning something)
noun
[UK: ˈtɜː.nəʊ.və(r)]
[US: ˈtɜːno.ʊ.və(r)]

omdraaiensubstantief
{n}

omdraaiingsubstantief
{f}

turnover [turnovers] (rate of change or replacement)
noun
[UK: ˈtɜː.nəʊ.və(r)]
[US: ˈtɜːno.ʊ.və(r)]

verloopsubstantief
{n}

turnover [turnovers] (sales transacted)
noun
[UK: ˈtɜː.nəʊ.və(r)]
[US: ˈtɜːno.ʊ.və(r)]

omzetsubstantief
{m}

zakencijfersubstantief
{n}

turnpike [turnpikes] (toll road)
noun
[UK: ˈtɜːn.paɪk]
[US: ˈtɝːn.ˌpaɪk]

tolwegsubstantief
{m}

turnstile [turnstiles] (rotating mechanical device)
noun
[UK: ˈtɜːn.staɪl]
[US: ˈtɝːn.ˌstaɪl]

draaiheksubstantief
{n}

draaikruissubstantief
{n}

tourniquetsubstantief

turnstone [turnstones] (coastal wading bird)
noun
[UK: tˈɜːnstəʊn]
[US: tˈɜːnstoʊn]

steenlopersubstantief
{m}

turntable [turntables] (circular rotating platform of a record player or a disk jockey's console)
noun
[UK: ˈtɜːn.teɪb.l̩]
[US: ˈtɝːn.ˌteb.l̩]

draaitafelsubstantief
{m} {f}

turntable [turntables] (record player, see also: record player)
noun
[UK: ˈtɜːn.teɪb.l̩]
[US: ˈtɝːn.ˌteb.l̩]

pick-upsubstantief
{m}

platendraaiersubstantief
{m}

platenspelersubstantief
{m}

about turn (about face)
noun
[UK: ə.ˈbaʊt tɜːn]
[US: ə.ˈbaʊt ˈtɝːn]

rechtsomkeertsubstantief

about turn (change of opinion)
noun
[UK: ə.ˈbaʊt tɜːn]
[US: ə.ˈbaʊt ˈtɝːn]

koersveranderingsubstantief
{m}

ommezwaaisubstantief
{m}

apple turnover (a pastry dessert filled with pieces of sweetened apples)
noun

appelflapsubstantief
{f} {m}

carriage return (The action on a typewriter or printer that returns it to the beginning of the line)
noun
[UK: ˈkær.ɪdʒ rɪ.ˈtɜːn]
[US: ˈkæ.rɪdʒ rə.ˈtɝːn]

wagenterugloopsubstantief
{m}

nocturnal (primarily active during the night)
adjective
[UK: nɒk.ˈtɜːn.l̩]
[US: nakˈtɝː.nl̩]

nacht-bijvoeglijk naamwoord

nachtactiefbijvoeglijk naamwoord

nachtelijkbijvoeglijk naamwoord

overturn [overturned, overturning, overturns] (legal: to reverse, overrule)
verb
[UK: ˌəʊv.ə.ˈtɜːn]
[US: ˌoʊv.ə.ˈtɜːn]

intrekkenwerkwoord

overturn [overturned, overturning, overturns] (to overthrow)
verb
[UK: ˌəʊv.ə.ˈtɜːn]
[US: ˌoʊv.ə.ˈtɜːn]

omverwerpenwerkwoord

123