English-Dutch dictionary »

stout meaning in Dutch

EnglishDutch
stout [stouts] (brew)
noun
[UK: staʊt]
[US: ˈstaʊt]

stoutsubstantief

stoutbiersubstantief
{n}

stout [stouts] (large clothing size)
noun
[UK: staʊt]
[US: ˈstaʊt]

grotesubstantief

maatsubstantief

stout [stouter, stoutest] (materially strong)
adjective
[UK: staʊt]
[US: ˈstaʊt]

robuustbijvoeglijk naamwoord

stout [stouts] (obese person)
noun
[UK: staʊt]
[US: ˈstaʊt]

dikkerdsubstantief
{m}

dikzaksubstantief
{m}

vetzaksubstantief
{m}

stout-hearted (bold, resolute)
adjective
[UK: ˈstaʊt.ˌhɑː.tɪd]
[US: ˈhɑːr.tɪd]

onverschrokkenbijvoeglijk naamwoord