English | Dutch |
---|---|
bust [busted, busting, busts] (alteration of burst) verb [UK: bʌst] [US: ˈbəst] | brekenwerkwoord |
casting [castings] (manufacturing process using a mold) noun [UK: ˈkɑːst.ɪŋ] [US: ˈkæ.stɪŋ] | gietingsubstantief |
casting [castings] (selection of performers) noun [UK: ˈkɑːst.ɪŋ] [US: ˈkæ.stɪŋ] | auditiesubstantief |
cast [cast, cast, casting, casts] (computing: to change the type of a variable) verb [UK: kɑːst] [US: ˈkæst] | castenwerkwoord omzettenwerkwoord |
cast [cast, cast, casting, casts] (to assign a role in a play or performance) verb [UK: kɑːst] [US: ˈkæst] | een rol toewijzenwerkwoord gevenwerkwoord |
cast [cast, cast, casting, casts] (to heave a lead and line in order to ascertain the depth of water) verb [UK: kɑːst] [US: ˈkæst] | peilenwerkwoord |
cast [cast, cast, casting, casts] (to make by pouring into a mould) verb [UK: kɑːst] [US: ˈkæst] | gietenwerkwoord |
cast [cast, cast, casting, casts] (to perform, bring forth a magical spell or enchantment) verb [UK: kɑːst] [US: ˈkæst] | uitbrengenwerkwoord uitsprekenwerkwoord |
cast [cast, cast, casting, casts] (to throw a fishing line or net into the water) verb [UK: kɑːst] [US: ˈkæst] | uitgooienwerkwoord |
cast [cast, cast, casting, casts] (to throw down or aside) verb [UK: kɑːst] [US: ˈkæst] | afwerenwerkwoord afwerpenwerkwoord neergooienwerkwoord |
cast [cast, cast, casting, casts] (to throw forcefully) verb [UK: kɑːst] [US: ˈkæst] | gooienwerkwoord smijtenwerkwoord werpenwerkwoord |
coexist [coexisted, coexisting, coexists] (exist contemporaneously) verb [UK: ˌkəʊɪɡ.ˈzɪst] [US: ˌkoʊɪg.ˈzɪst] | coëxisterenwerkwoord |
compost [composted, composting, composts] (to produce compost) verb [UK: ˈkɒm.pɒst] [US: ˈkɑːmpost] | composterenwerkwoord |
consist [consisted, consisting, consists] (to be composed (of)) verb [UK: kən.ˈsɪst] [US: kən.ˈsɪst] | bestaan uitwerkwoord |
cost [costed, costed, costing, costs] (to incur a charge, a price) verb [UK: kɒst] [US: ˈkɑːst] | kostenwerkwoord |
deforest [deforested, deforesting, deforests] (to clear an area of forest) verb [UK: ˌdiː.ˈfɒ.rɪst] [US: də.ˈfɔː.rəst] | ontbossenwerkwoord |
detest [detested, detesting, detests] (to dislike intensely) verb [UK: dɪ.ˈtest] [US: də.ˈtest] | verafschuwenwerkwoord |
digest [digested, digesting, digests] (to distribute or arrange methodically) verb [UK: dɪ.ˈdʒest] [US: daɪ.ˈdʒest] | ordenenwerkwoord |
digest [digested, digesting, digests] (to separate food in the alimentary canal) verb [UK: dɪ.ˈdʒest] [US: daɪ.ˈdʒest] | verterenwerkwoord |
digest [digested, digesting, digests] (to think over and arrange methodically in the mind) verb [UK: dɪ.ˈdʒest] [US: daɪ.ˈdʒest] | overdenkenwerkwoord |
disgusting (repulsive, distasteful) adjective [UK: dɪs.ˈɡʌst.ɪŋ] [US: ˌdɪˈs.ɡə.stɪŋ] | afschuwelijkbijvoeglijk naamwoord walgelijkbijvoeglijk naamwoord |
distinguish [distinguished, distinguishing, distinguishes] (to see someone or something as different from others) verb [UK: dɪ.ˈstɪŋ.ɡwɪʃ] [US: ˌdɪ.ˈstɪŋ.ˌɡwɪʃ] | onderscheidenwerkwoord |
distinguished (celebrated, well-known or eminent because of past achievements; prestigious) adjective [UK: dɪ.ˈstɪŋ.ɡwɪʃt] [US: ˌdɪ.ˈstɪŋ.ɡwɪʃt] | eminentbijvoeglijk naamwoord voornaambijvoeglijk naamwoord voortreffelijkbijvoeglijk naamwoord |
distrust [distrusted, distrusting, distrusts] (to put no trust in) verb [UK: dɪs.ˈtrʌst] [US: ˌdɪ.ˈstrəst] | wantrouwenwerkwoord |
dust [dusted, dusting, dusts] ((intransitive) to clean by removing dust) verb [UK: dʌst] [US: ˈdəst] | afstoffenwerkwoord |
easting noun [UK: ˈiː.stɪŋ] [US: ˈiː.stɪŋ] | Oostwaardesubstantief |
encyst [encysted, encysting, encysts] (To enclose within a cyst.) verb [UK: ɪn.ˈsɪst] [US: en.ˈsɪst] | inkapselenwerkwoord |
entrust [entrusted, entrusting, entrusts] (To trust to the care of) verb [UK: ɪn.ˈtrʌst] [US: en.ˈtrʌst] | toevertrouwenwerkwoord |
everlasting (continuing indefinitely) adjective [UK: ˌe.və.ˈlɑːst.ɪŋ] [US: ˌe.vər.ˈlæ.stɪŋ] | eindeloosbijvoeglijk naamwoord |
everlasting (lasting or enduring forever) adjective [UK: ˌe.və.ˈlɑːst.ɪŋ] [US: ˌe.vər.ˈlæ.stɪŋ] | altijddurendbijvoeglijk naamwoord |