Dutch-English dictionary »

kosten meaning in English

DutchEnglish
kosten werkwoord

cost [costed, costed, costing, costs](to incur a charge, a price)
verb
[UK: kɒst] [US: ˈkɑːst]

kosten-batenanalyse substantief
{f}

cost-benefit analysis(methodology to appraise the case for a project)
noun

kosten van levensonderhoud substantief
{Pl}

cost of living(average cost of a standard set of basic necessities of life)
noun
[UK: kɒst əv ˈlɪv.ɪŋ] [US: ˈkɑːst əv ˈlɪv.ɪŋ]

kosten voor levensonderhoud substantief
{Pl}

cost of living(average cost of a standard set of basic necessities of life)
noun
[UK: kɒst əv ˈlɪv.ɪŋ] [US: ˈkɑːst əv ˈlɪv.ɪŋ]

kostendeskundige substantief
{m} {f}

quantity surveyornoun

kostenloos bijvoeglijk naamwoord

free of charge(not requiring any payment - adjective)
adjective
[UK: friː əv tʃɑːdʒ] [US: ˈfriː əv ˈtʃɑːrdʒ]

kost en inwoning substantief

board and lodging(lodging with daily meals)
noun
[UK: bɔːd ənd ˈlɒdʒ.ɪŋ] [US: ˈbɔːrd ænd ˈlɑːdʒ.ɪŋ]

ziektekostenverzekering substantief
{f}

health insurance(insurance against incurring medical expenses among individuals)
noun
[UK: helθ ɪn.ˈʃʊə.rəns] [US: ˈhelθ ˌɪn.ˈʃʊ.rəns]