English-Dutch dictionary »

past meaning in Dutch

EnglishDutch
past [pasts] ((grammar) past tense)
noun
[UK: pɑːst]
[US: ˈpæst]

verleden tijdsubstantief
{m}

past (beyond in place)
preposition
[UK: pɑːst]
[US: ˈpæst]

verderpreposition

voorbijpreposition

past (grammar: expressing action that has already happened)
adjective
[UK: pɑːst]
[US: ˈpæst]

verledenbijvoeglijk naamwoord

past (having already happened; in the past)
adjective
[UK: pɑːst]
[US: ˈpæst]

afgelopenbijvoeglijk naamwoord

voorbijbijvoeglijk naamwoord

voorbijebijvoeglijk naamwoord

past (in a direction that passes)
adverb
[UK: pɑːst]
[US: ˈpæst]

voorbijbijwoord

past [pasts] (period of time that has already happened)
noun
[UK: pɑːst]
[US: ˈpæst]

verledensubstantief
{n}

vervlogenesubstantief
{n}

voorbijesubstantief
{n}

past imperfect tense (grammatical tense)
noun

onvoltooid verleden tijdsubstantief

past participle noun
[UK: pɑːst ˈpɑː.tɪ.sɪp.l̩]
[US: ˈpæst ˈpɑːr.tɪ.sɪp.l̩]

verleden deelwoordsubstantief
{n}

voltooid deelwoordsubstantief
{n}

past tense (grammatical form)
noun
[UK: pɑːst tens]
[US: ˈpæst ˈtens]

verleden tijdsubstantief

pasta [pastas] (dough)
noun
[UK: ˈpæ.stə]
[US: ˈpɑː.stə]

deegwarensubstantief
{f-Pl}

paste [pastes] (a soft mixture)
noun
[UK: peɪst]
[US: ˈpeɪst]

pastasubstantief
{m} {n}

paste [pastes] (an adhesive paste)
noun
[UK: peɪst]
[US: ˈpeɪst]

stijfselsubstantief
{m} {n}

paste [pastes] (lead-containing glass, or an artificial gemstone thereof)
noun
[UK: peɪst]
[US: ˈpeɪst]

strassubstantief
{n}

paste [pastes] (soft mixture of pounded foods)
noun
[UK: peɪst]
[US: ˈpeɪst]

pasteisubstantief
{m} {f}

paste [pastes] (soft mixture used in making pastry)
noun
[UK: peɪst]
[US: ˈpeɪst]

deegsubstantief
{n}

paste [pasted, pasting, pastes] (to cause to stick, adhere)
verb
[UK: peɪst]
[US: ˈpeɪst]

plakkenwerkwoord

pastern [pasterns] (area on a horse's leg)
noun
[UK: ˈpæ.stən]
[US: ˈpæ.stən]

kootsubstantief
{f}

pastiche [pastiches] (incongruous mixture; a hodgepodge)
noun
[UK: pæ.ˈstiːʃ]
[US: ˌpæ.ˈstiːʃ]

mengelmoessubstantief

pastiche [pastiches] (work that imitates the work of a previous artist)
noun
[UK: pæ.ˈstiːʃ]
[US: ˌpæ.ˈstiːʃ]

pastichesubstantief
{m}

pasty [pastier, pastiest] (like paste, sticky)
adjective
[UK: ˈpeɪ.sti]
[US: ˈpeɪ.sti]

pasteusbijvoeglijk naamwoord

pastime [pastimes] (that which amuses)
noun
[UK: ˈpɑː.staɪm]
[US: ˈpæ.ˌstaɪm]

hobbysubstantief
{m}

ontspanningsubstantief
{f}

tijdverdrijfsubstantief
{n}

pastor [pastors] noun
[UK: ˈpɑː.stə(r)]
[US: ˈpæ.stər]

domineesubstantief
{m}

pastoorsubstantief
{m}

pastoral [pastorals] (letter of a pastor)
noun
[UK: ˈpɑː.stə.rəl]
[US: ˈpæ.stə.rəl]

herderlijke briefsubstantief
{m}

pastoral (of or pertaining to shepherds)
adjective
[UK: ˈpɑː.stə.rəl]
[US: ˈpæ.stə.rəl]

pastoraalbijvoeglijk naamwoord

pastoral [pastorals] (poem)
noun
[UK: ˈpɑː.stə.rəl]
[US: ˈpæ.stə.rəl]

pastoralesubstantief
{f}

pastry [pastries] (food group)
noun
[UK: ˈpeɪ.stri]
[US: ˈpeɪ.stri]

banketsubstantief
{n}

gebaksubstantief
{n}

pastry bag (bag used to pipe cakes with icing)
noun
[UK: ˈpeɪ.stri bæɡ]
[US: ˈpeɪ.stri ˈbæɡ]

spuitzaksubstantief
{m}

pasture [pastures] (land on which cattle can be kept for feeding)
noun
[UK: ˈpɑːs.tʃə(r)]
[US: ˈpæs.tʃər]

weidesubstantief
{m} {f}

weilandsubstantief

almond paste (paste made from ground almonds and sugar in equal quantities)
noun

amandelperssubstantief
{f} {m}

12