ok meaning in Dutch

English	Dutch
book [booked, booking, books] (to write down, register, record) verb [UK: bʊk] [US: ˈbʊk]	te boek stellenwerkwoord
book lung (A lamellate respiratory organ found in arachnids) noun [UK: bʊk lʌŋ] [US: ˈbʊk ˈləŋ]	boeklongsubstantief {f} {m}
book of hours (illuminated devotional book from the Middle Ages) noun	getijdenboeksubstantief {n}
bookbinder [bookbinders] (person whose profession is binding books) noun [UK: ˈbʊk.baɪn.də(r)] [US: ˈbʊk.ˌbaɪn.dər]	boekbindersubstantief
bookbindery noun [UK: bˈʊkbaɪndˌɜːri] [US: bˈʊkbaɪndˌɜːri]	boekbinderijsubstantief
bookbinding [bookbindings] (art, craft or process of binding books) noun [UK: ˈbʊk.baɪn.də(r)ɪŋ] [US: ˈbʊk.baɪn.dər.ɪŋ]	boekbindensubstantief
bookcase (furniture displaying books) noun [UK: ˈbʊk keɪs] [US: ˈbʊkˌkes]	boekenkastsubstantief {c}
bookend (object designed to keep books upright) noun [UK: ˈbʊkend] [US: ˈbʊˌkend]	boekensteunsubstantief {m}
booking [bookings] (reservation for a service) noun [UK: ˈbʊkɪŋ] [US: ˈbʊkɪŋ]	reservatiesubstantief
booking [bookings] (sports: issuing of a caution) noun [UK: ˈbʊkɪŋ] [US: ˈbʊkɪŋ]	boekensubstantief {n}
booking [bookings] (writing something in (a) book(s)) noun [UK: ˈbʊkɪŋ] [US: ˈbʊkɪŋ]	boekingsubstantief
bookish (characterized by a method of expression generally found in books) adjective [UK: ˈbʊkɪʃ] [US: ˈbʊkɪʃ]	eigengereidbijvoeglijk naamwoord formalistischbijvoeglijk naamwoord litterairbijvoeglijk naamwoord pedantbijvoeglijk naamwoord schoolsbijvoeglijk naamwoord
bookish (given to reading; fond of study) adjective [UK: ˈbʊkɪʃ] [US: ˈbʊkɪʃ]	boekenwormbijvoeglijk naamwoord
booklet [booklets] (small book) noun [UK: ˈbʊ.klɪt] [US: ˈbʊ.klət]	boekjesubstantief {n} pamfletsubstantief {n}
bookmark [bookmarks] (strip used to mark a place in a book) noun [UK: ˈbʊk.mɑːk] [US: ˈbʊk.mɑːrk]	bladwijzersubstantief {m}
bookshelf [bookshelves] (shelf for storing books) noun [UK: ˈbʊk.ʃelf] [US: ˈbʊk.ˌʃelf]	boekenkastsubstantief {c}
bookshop (shop that sells books) noun [UK: ˈbʊk.ʃɒp] [US: ˈbʊk.ˌʃɑːp]	boekenwinkelsubstantief {m} boekhandelsubstantief {m} boekwinkelsubstantief {m}
bookstand (stall where books are sold) noun [UK: ˈbʊk.stænd] [US: ˈbʊ.ˌstænd]	boekenkraamsubstantief {f}
bookstand (stand made for holding books open) noun [UK: ˈbʊk.stænd] [US: ˈbʊ.ˌstænd]	boekenstandaardsubstantief {m}
bookworm [bookworms] (avid reader) noun [UK: ˈbʊ.kwɜːm] [US: ˈbʊ.ˌkwərm]	boekenwurmsubstantief {m}
breaststroke (swimming stroke) noun [UK: ˈbres strəʊk] [US: ˈbres stroʊk]	schoolslagsubstantief {m}
broke (lacking money; bankrupt) adjective [UK: brəʊk] [US: broʊk]	blutbijvoeglijk naamwoord
break [broke, broken, breaking, breaks] (intransitive: to separate into (to end up in) two or more pieces) verb [UK: breɪk] [US: ˈbreɪk]	brekenwerkwoord
break [broke, broken, breaking, breaks] (intransitive: to stop functioning properly or altogether) verb [UK: breɪk] [US: ˈbreɪk]	kapotgaanwerkwoord stukgaanwerkwoord
break [broke, broken, breaking, breaks] (of a voice, to alter in type due to emotion or strain [existing translations are to be checked, whether they belong to the previous sense]) verb [UK: breɪk] [US: ˈbreɪk]	muterenwerkwoord
break [broke, broken, breaking, breaks] (to divide (money) into smaller units) verb [UK: breɪk] [US: ˈbreɪk]	verdelenwerkwoord {n}
break [broke, broken, breaking, breaks] (to interrupt or cease one's work or occupation temporarily) verb [UK: breɪk] [US: ˈbreɪk]	pauzerenwerkwoord
break [broke, broken, breaking, breaks] (transitive: to cause to stop functioning) verb [UK: breɪk] [US: ˈbreɪk]	kapotmakenwerkwoord stukmakenwerkwoord
break [broke, broken, breaking, breaks] (transitive: to do that which is forbidden by (something)) verb [UK: breɪk] [US: ˈbreɪk]	overtredenwerkwoord
broken (completely defeated and dispirited) adjective [UK: ˈbrəʊkən] [US: ˈbroʊkən]	gekraaktbijvoeglijk naamwoord
broken (disconnected) adjective [UK: ˈbrəʊkən] [US: ˈbroʊkən]	afgebrokenbijvoeglijk naamwoord

«<123 >↑

ok meaning in Dutch

Your history

Online dictionaries

Might be interested