English-Dutch dictionary »

king meaning in Dutch

EnglishDutch
invoke [invoked, invoking, invokes] (bring about as an inevitable consequence)
verb
[UK: ɪn.ˈvəʊk]
[US: ɪnˈvoʊk]

overwerkwoord

invoke [invoked, invoking, invokes] (call upon someone for help etc.)
verb
[UK: ɪn.ˈvəʊk]
[US: ɪnˈvoʊk]

aanroepenwerkwoord

invoke [invoked, invoking, invokes] (conjure up by incantation)
verb
[UK: ɪn.ˈvəʊk]
[US: ɪnˈvoʊk]

oproepenwerkwoord

invoke [invoked, invoking, invokes] (solicit, petition for)
verb
[UK: ɪn.ˈvəʊk]
[US: ɪnˈvoʊk]

beroep doen opwerkwoord

joke [joked, joking, jokes] (do for amusement)
verb
[UK: dʒəʊk]
[US: dʒoʊk]

grappenwerkwoord

grappenmakenwerkwoord

junk [junked, junking, junks] (throw away)
verb
[UK: dʒʌŋk]
[US: ˈdʒəŋk]

dumpenwerkwoord

weggooienwerkwoord

wegsmijtenwerkwoord

wegwerpenwerkwoord

kayak [kayaked, kayaking, kayaks] (to use a kayak to travel or race)
verb
[UK: ˈkaɪæk]
[US: ˈkaɪæk]

kajakkenwerkwoord

kick [kicked, kicking, kicks] (strike with or raise the foot or leg)
verb
[UK: ˈkɪk]
[US: ˈkɪk]

schoppenwerkwoord

stampenwerkwoord

trappenwerkwoord

knock [knocked, knocking, knocks] (to bump or impact)
verb
[UK: nɒk]
[US: ˈnɑːk]

botsenwerkwoord

knock [knocked, knocking, knocks] (to rap one's knuckles against something)
verb
[UK: nɒk]
[US: ˈnɑːk]

aankloppenwerkwoord

kloppenwerkwoord

lack [lacked, lacking, lacks] (be without, need, require)
verb
[UK: læk]
[US: ˈlæk]

dervenwerkwoord

gebrek hebbenwerkwoord

missenwerkwoord

ontberenwerkwoord

lark [larked, larking, larks] (frolic, engage in carefree adventure)
verb
[UK: lɑːk]
[US: ˈlɑːrk]

stoeienwerkwoord

lark [larked, larking, larks] (sport, engage in harmless pranking)
verb
[UK: lɑːk]
[US: ˈlɑːrk]

dollenwerkwoord

leak [leaked, leaking, leaks] (to allow fluid to escape or enter)
verb
[UK: liːk]
[US: ˈliːk]

lekkenwerkwoord

lick [licked, licking, licks] (to stroke with the tongue)
verb
[UK: lɪk]
[US: ˈlɪk]

likkenwerkwoord

like [liked, liking, likes] (enjoy)
verb
[UK: ˈlaɪk]
[US: ˈlaɪk]

graagwerkwoord

graag lustenwerkwoord

houden vanwerkwoord

leuk vindenwerkwoord

lustenwerkwoord

like [liked, liking, likes] (find attractive)
verb
[UK: ˈlaɪk]
[US: ˈlaɪk]

graag hebbenwerkwoord

graag zienwerkwoord

zich aangetrokken voelen totwerkwoord

like [liked, liking, likes] (to show support for, or approval of, something posted on the Internet by marking it with a vote)
verb
[UK: ˈlaɪk]
[US: ˈlaɪk]

likenwerkwoord

link [linked, linking, links] (connect things)
verb
[UK: lɪŋk]
[US: ˈlɪŋk]

linkenwerkwoord

verbindenwerkwoord

lock [locked, locking, locks] (to become fastened in place)
verb
[UK: lɒk]
[US: ˈlɑːk]

blokkerenwerkwoord

vastlopenwerkwoord

lock [locked, locking, locks] (to fasten with a lock)
verb
[UK: lɒk]
[US: ˈlɑːk]

afsluitenwerkwoord

op slot doenwerkwoord

5678