English-Dutch dictionary »

ire meaning in Dutch

EnglishDutch
entirely (to the full extent)
adverb
[UK: ɪn.ˈtaɪə.li]
[US: en.ˈtaɪər.li]

volledigbijwoord

esquire [esquires] (male member of the gentry ranking below a knight)
noun
[UK: ɪ.ˈskwaɪə(r)]
[US: ˈe.ˌskwaɪr]

jonkersubstantief
{m}

jonkheersubstantief
{m}

expire [expired, expiring, expires] (become invalid)
verb
[UK: ɪk.ˈspaɪə(r)]
[US: ɪk.ˈspaɪr]

aflopenwerkwoord

verlopenwerkwoord

verstrijkenwerkwoord

vervallenwerkwoord

expire [expired, expiring, expires] (to exhale (something))
verb
[UK: ɪk.ˈspaɪə(r)]
[US: ɪk.ˈspaɪr]

uitademenwerkwoord

uitblazenwerkwoord

fair [fairer, fairest] (adequate, reasonable, decent)
adjective
[UK: feə(r)]
[US: ˈfer]

doenbaarbijvoeglijk naamwoord

redelijkbijvoeglijk naamwoord

schappelijkbijvoeglijk naamwoord

fair [fairer, fairest] (just, equitable)
adjective
[UK: feə(r)]
[US: ˈfer]

correctbijvoeglijk naamwoord

eerlijkbijvoeglijk naamwoord

fairbijvoeglijk naamwoord

rechtschapenbijvoeglijk naamwoord

rechtvaardigbijvoeglijk naamwoord

fair [fairer, fairest] (light in color or pale)
adjective
[UK: feə(r)]
[US: ˈfer]

blankbijvoeglijk naamwoord

bleekbijvoeglijk naamwoord

fair [fairer, fairest] (pretty or attractive)
adjective
[UK: feə(r)]
[US: ˈfer]

bevalligbijvoeglijk naamwoord

mooibijvoeglijk naamwoord

fight fire with fire (respond to an attack with a counter-attack)
verb

vuur met vuur bestrijdenwerkwoord

film director (a person who directs and supervises the production of a movie, especially as profession)
noun
[UK: fɪlm dɪ.ˈrek.tə(r)]
[US: ˈfɪlm də.ˈrek.tər]

filmregisseursubstantief
{m}

filmregisseusesubstantief
{f}

regisseursubstantief
{m}

regisseusesubstantief
{f}

fire alarm (device which warns people of a possible fire)
noun
[UK: ˈfaɪə(r) ə.ˈlɑːm]
[US: ˈfaɪər ə.ˈlɑːrm]

brandalarmsubstantief
{n}

brandmeldersubstantief
{m}

brandschelsubstantief
{m}

fire ant [fire ants] (any of several red or yellow ants that can inflict a harsh sting)
noun

vuurmier [vuurmieren]substantief
{f}

fire at will (military command)
phrase
[UK: ˈfaɪə(r) ət wɪl]
[US: ˈfaɪər ət wɪl]

vuur naar believen!phrase

fire blight (bacterial plant disease)
noun
[UK: ˈfaɪə(r) blaɪt]
[US: ˈfaɪər ˈblaɪt]

bacterievuursubstantief
{n}

fire brigade (organization for preventing and putting out fires)
noun
[UK: ˈfaɪə(r) brɪ.ˈɡeɪd]
[US: ˈfaɪər brə.ˈɡeɪd]

brandweersubstantief
{m}

fire department [fire departments] noun
[UK: ˈfaɪə(r) dɪ.ˈpɑːt.mənt]
[US: ˈfaɪər də.ˈpɑːrt.mənt]

brandweersubstantief
{f}

fire engine (fire truck)
noun
[UK: ˈfaɪə(r) ˈen.dʒɪn]
[US: ˈfaɪər ˈen.dʒən]

brandweerautosubstantief
{m}

brandweerwagensubstantief
{m}

fire escape (emergency doors, ladders etc. as a class)
noun
[UK: ˈfaɪə(r) ɪ.ˈskeɪp]
[US: ˈfaɪər ə.ˈskeɪp]

brandtrapsubstantief

fire escape (emergency escape route)
noun
[UK: ˈfaɪə(r) ɪ.ˈskeɪp]
[US: ˈfaɪər ə.ˈskeɪp]

nooduitgangsubstantief

fire extinguisher (device for putting out a fire)
noun
[UK: ˈfaɪə(r) ɪk.ˈstɪŋ.wɪ.ʃə(r)]
[US: ˈfaɪər ɪk.ˈstɪŋ.ɡwɪ.ʃər]

brandblussersubstantief

fire hose (hose designed to deliver water to douse a fire)
noun
[UK: ˈfaɪə(r) həʊz]
[US: ˈfaɪər hoʊz]

brandslangsubstantief
{m} {f}

2345

Your history