English-Dutch dictionary »

ell meaning in Dutch

EnglishDutch
New Rochelle (city in New York, United States)
proper noun

New Rochelleeigennam
{n}

nickel [nickelled, nickelling, nickels] (to plate with nickel)
verb
[UK: ˈnɪk.l̩]
[US: ˈnɪk.l̩]

vernikkelenwerkwoord

noise cancellation noun

ruisonderdrukkingsubstantief
{f}

Nouvelle-Aquitaine (region of France)
proper noun

Nieuw-Aquitaniëeigennam
{n}

Nouvelle-Aquitaineeigennam
{n}

novella [novelle] (short novel)
noun
[UK: noˈve.lə]
[US: noˈve.lə]

novellesubstantief

Nutella (hazelnut spread)
proper noun

chocoeigennam
{c}

nutshell [nutshells] (the shell that surrounds the kernel of a nut)
noun
[UK: ˈnʌt ʃel]
[US: ˈnʌ.ˌtʃel]

notendopsubstantief
{m}

oh well (expression of mild disappointment or resignation)
interjection

ach jainterjection

oil well [oil wells] (hole drilled into the earth from which petroleum is pumped)
noun
[UK: ɔɪl wel]
[US: ˌɔɪl ˈwel]

oliebronsubstantief
{f}

organelle [organelles] (a membrane bound compartment found within cells)
noun
[UK: ˌɔːgəˈnɛl]
[US: ˌɔːgəˈnɛl]

organelsubstantief

Orwellian (of or relating to Orwell, especially his dystopian novels)
adjective
[UK: ˌɔˈrwe.liən]
[US: ˌɔˈrwe.liən]

Orwelliaansbijvoeglijk naamwoord

orwelliaansbijvoeglijk naamwoord

paella (savory Valencian dish)
noun
[UK: paɪ.ˈe.lə]
[US: paɪ.ˈe.lə]

paellasubstantief
{m} {f}

pappardelle (broad form of fettuccine)
noun

pappardellesubstantief

par excellence (being a quintessential example of a general type)
adjective
[UK: pɑːrˈ.ek.sə.lɑːns]
[US: pɑːr.ˈek.sə.lɑːns]

bij uitstekbijvoeglijk naamwoord

patellar (near or relating to the patella or kneecap)
adjective
[UK: pˈeɪtələ]
[US: pˈeɪɾəlɚ]

patellairbijvoeglijk naamwoord

patellar reflex [patellar reflexes] (a reflex extension of the lower leg)
noun

kniepeesreflexsubstantief
{m}

pell-mell (in haste and chaos)
adverb
[UK: ˌpel ˈmel]
[US: ˌpel ˈmel]

chaotischbijwoord

haastigbijwoord

ongecontroleerdbijwoord

pell-mell (uncontrolled)
adjective
[UK: ˌpel ˈmel]
[US: ˌpel ˈmel]

chaotischbijvoeglijk naamwoord

haastigbijvoeglijk naamwoord

ongecontroleerdbijvoeglijk naamwoord

pellagra (disease)
noun
[UK: pə.ˈlæ.ɡrə]
[US: pə.ˈlæ.ɡrə]

pellagrasubstantief

pellet [pellets] (A lead projectile used as ammunition in rifled air guns)
noun
[UK: ˈpe.lɪt]
[US: ˈpe.lət]

hagelkorrelsubstantief
{m}

kogeltjesubstantief
{n}

pellet [pellets] (A small, compressed, hard chunk of matter)
noun
[UK: ˈpe.lɪt]
[US: ˈpe.lət]

balletjesubstantief
{n}

pelletsubstantief
{m}

propjesubstantief
{n}

pellet [pellets] (Compressed byproduct of digestion regurgitated by owls)
noun
[UK: ˈpe.lɪt]
[US: ˈpe.lət]

braakbalsubstantief
{m}

uilenbalsubstantief
{m}

pellucid (allowing the passage of light, see also: translucent; transparent)
adjective
[UK: pe.ˈluː.sɪd]
[US: pe.ˈluː.sɪd]

doorschijnendbijvoeglijk naamwoord

pipistrelle [pipistrelles] (bat of the genus Pipistrellus)
noun
[UK: pˌɪpɪstrˈel]
[US: pˌɪpɪstrˈel]

dwergvleermuissubstantief
{f}

pommel [pommelled, pommelling, pommels] (to pound or beat)
verb
[UK: ˈpʌm.l̩]
[US: ˈpɑːm.l̩]

aframmelenwerkwoord

aftuigenwerkwoord

pork-barrelling (practice of giving favours or money for support)
noun

cliëntelismesubstantief

favoritismesubstantief

stemmenlokkerijsubstantief

postbellum (of the period following a war)
adjective
[UK: ˈpəʊst.ˈbe.ləm]
[US: ˈpəʊst.ˈbe.ləm]

naoorlogsbijvoeglijk naamwoord

78910