English-Dutch dictionary »

dumbfounded meaning in Dutch

EnglishDutch
dumbfounded (shocked and speechless)
adjective
[UK: dʌm.ˈfaʊn.dɪd]
[US: ˈdəm.faʊn.dəd]

onthutstbijvoeglijk naamwoord

perplexbijvoeglijk naamwoord

stomverbaasdbijvoeglijk naamwoord

stupéfaitbijvoeglijk naamwoord

verbijsterdbijvoeglijk naamwoord

verbouwereerdbijvoeglijk naamwoord

dumbfound [dumbfounded, dumbfounding, dumbfounds] (to confuse and bewilder)
verb
[UK: dʌm.ˈfaʊnd]
[US: ˈdəm.faʊnd]

verstomd doen staanwerkwoord