English-Dutch dictionary »

ac meaning in Dutch

EnglishDutch
Achilles heel (vulnerability in an otherwise strong situation)
noun

achilleshielsubstantief

Achilles tendon [Achilles tendons] (strong tendon in the calf of the leg)
noun
[UK: əˈk.ɪ.liːz ˈten.dən]
[US: əˈk.ɪ.liz ˈten.dən]

achillespeessubstantief
{f}

achoo (the sound of a sneeze)
interjection

hatsjieinterjection

hatsjoeinterjection

acid [acids] (a sour substance)
noun
[UK: ˈæ.sɪd]
[US: ˈæ.səd]

zuursubstantief
{n}

acid [acids] (LSD)
noun
[UK: ˈæ.sɪd]
[US: ˈæ.səd]

lsdsubstantief
{m} {f} {n}

acid (sour, sharp, or biting to the taste)
adjective
[UK: ˈæ.sɪd]
[US: ˈæ.səd]

zuurbijvoeglijk naamwoord

acid rain (unusually acidic rain)
noun
[UK: ˈæ.sɪd reɪn]
[US: ˈæ.səd ˈreɪn]

zure regensubstantief

acidification [acidifications] (the act or process of making something sour (acidifying), or changing into an acid)
noun
[UK: ə.ˌsɪ.dɪ.fɪˈk.eɪʃ.n̩]
[US: ə.ˌsɪ.də.fəˈk.eɪʃ.n̩]

verzuringsubstantief
{f}

acidify [acidified, acidifying, acidifies] (to make something acidic)
verb
[UK: ə.ˈsɪ.dɪ.faɪ]
[US: ə.ˈsɪ.də.ˌfaɪ]

verzurenwerkwoord

acidity [acidities] (quality of sourness to the taste)
noun
[UK: ə.ˈsɪ.də.ti]
[US: ə.ˈsɪ.də.ti]

zuurheidsubstantief
{f}

acidity [acidities] (quality or state of being acid)
noun
[UK: ə.ˈsɪ.də.ti]
[US: ə.ˈsɪ.də.ti]

aciditeitsubstantief
{m}

zuurgraadsubstantief
{m}

acidosis [acidoses] (abnormally increased acidity of the blood)
noun
[UK: ˌæ.səˈdo.səs]
[US: ˌæ.səˈdo.səs]

acidosesubstantief
{f}

acidotic (having depressed alkalinity of blood or tissue)
adjective

acidotischbijvoeglijk naamwoord

acknowledge [acknowledged, acknowledging, acknowledges] (to admit the knowledge of)
verb
[UK: ək.ˈnɒ.lɪdʒ]
[US: æk.ˈnɑː.lɪdʒ]

bekennenwerkwoord

erkennenwerkwoord

acknowledge [acknowledged, acknowledging, acknowledges] (to notify receipt)
verb
[UK: ək.ˈnɒ.lɪdʒ]
[US: æk.ˈnɑː.lɪdʒ]

ontvangst bevestigen/meldenwerkwoord

acknowledge [acknowledged, acknowledging, acknowledges] (to own with gratitude)
verb
[UK: ək.ˈnɒ.lɪdʒ]
[US: æk.ˈnɑː.lɪdʒ]

erkentelijk zijnwerkwoord

acknowledgment [acknowledgments] (act of acknowledging)
noun
[UK: ək.ˈnɒ.lɪdʒ.mənt]
[US: æk.ˈnɑː.lɪdʒ.mənt]

bekentenissubstantief
{f}

erkenningsubstantief

acknowledgment [acknowledgments] (award)
noun
[UK: ək.ˈnɒ.lɪdʒ.mənt]
[US: æk.ˈnɑː.lɪdʒ.mənt]

toekenningsubstantief
{f}

acknowledgment [acknowledgments] (expression of thanks)
noun
[UK: ək.ˈnɒ.lɪdʒ.mənt]
[US: æk.ˈnɑː.lɪdʒ.mənt]

erkentelijkheidsubstantief
{f}

acknowledgment [acknowledgments] (formal statement or document recognizing the fulfilment or execution of a legal requirement or procedure)
noun
[UK: ək.ˈnɒ.lɪdʒ.mənt]
[US: æk.ˈnɑː.lɪdʒ.mənt]

bevestigingsubstantief
{f}

acknowledgment [acknowledgments] (indication of a successful receipt of a transmission)
noun
[UK: ək.ˈnɒ.lɪdʒ.mənt]
[US: æk.ˈnɑː.lɪdʒ.mənt]

kwitantiesubstantief
{f}

acknowledgment [acknowledgments] (message informing that the originator's communication has been received and understood)
noun
[UK: ək.ˈnɒ.lɪdʒ.mənt]
[US: æk.ˈnɑː.lɪdʒ.mənt]

ontvangstbevestigingsubstantief
{f}

acme (the highest point)
noun
[UK: ˈæk.mi]
[US: ˈæk.mi]

hoogtepuntsubstantief
{n}

acne [acnes] (a skin condition)
noun
[UK: ˈæk.ni]
[US: ˈæk.ni]

acnesubstantief
{f} {m}

acne vulgaris (inflammatory disease of the skin)
noun

jeugdpuistjessubstantief
{n-Pl}

acolyte [acolytes] (in general: assistant)
noun
[UK: ˈæk.ə.laɪt]
[US: ˈæk.ə.ˌlaɪt]

helpersubstantief

aconite [aconites] (herb wolfsbane)
noun
[UK: ˈæk.ə.naɪt]
[US: ˈæk.ə.naɪt]

monnikskapsubstantief

acorn [acorns] (fruit of the oak tree)
noun
[UK: ˈeɪk.ɔːn]
[US: ˈeɪk.ɔːrn]

eikelsubstantief
{m}

acorn-shell (barnacle of the genus Balanus)
noun

zeepoksubstantief
{m}

acoustic (pertaining to hearing or the science of sounds)
adjective
[UK: əˈk.uː.stɪk]
[US: əˈk.uː.stɪk]

akoestischbijvoeglijk naamwoord

akoestischebijvoeglijk naamwoord

acoustic (quality of a space for doing music)
noun
[UK: əˈk.uː.stɪk]
[US: əˈk.uː.stɪk]

akoestieksubstantief
{m}

acoustic guitar (hollow-body guitar)
noun

akoestische gitaarsubstantief
{m} {f}

acoustical (of or pertaining to hearing or acoustics)
adjective
[UK: əˈk.uː.stɪkəl]
[US: əˈk.uː.stɪkəl]

akoestischbijvoeglijk naamwoord

akoestischebijvoeglijk naamwoord

acoustically (in an acoustic manner)
adverb
[UK: əˈk.uː.stɪk.l̩i]
[US: əˈk.uː.stɪk.l̩i]

akoestischbijwoord

5678