Angol-Holland szótár »

yes hollandul

AngolHolland
yes (to affirm)
verb
[UK: jes]
[US: ˈjes]

beamenwerkwoord

yes (word used to indicate agreement or acceptance)
participle
[UK: jes]
[US: ˈjes]

japarticiple

yes (word used to indicate disagreement or dissent in reply to a negative statement)
participle
[UK: jes]
[US: ˈjes]

jawelparticiple

tochparticiple

welparticiple

yes and amen (agreement)
phrase

ja en amenphrase

yes and no (indicating there is no simple "yes" or "no" answer)
phrase

ja en neephrase

yes man (a person who always agrees with his employer or superior)
noun

jabroersubstantief
{m}

jaknikkersubstantief
{m}

yesterday [yesterdays] (day before today)
noun
[UK: ˈjest.əd.i]
[US: ˈjest.r̩d.i]

gisterensubstantief

yesterday (on the day before today)
adverb
[UK: ˈjest.əd.i]
[US: ˈjest.r̩d.i]

gisterenbijwoord

yesteryear [yesteryears] (last year, see also: last year)
noun
[UK: ˈjest.ə.jɪə(r)]
[US: ˈjest.r̩.jɪr]

gisterjaarsubstantief
{n}

yesteryear [yesteryears] (times gone by)
noun
[UK: ˈjest.ə.jɪə(r)]
[US: ˈjest.r̩.jɪr]

verledensubstantief
{n}

voorbijesubstantief
{n}

weleersubstantief
{n}

aye-aye [aye-ayes] (nocturnal quadruped)
noun
[UK: ˈaɪaɪ]
[US: ˈaɪaɪ]

vingerdiersubstantief

be born yesterday (to be inexperienced)
verb

van gisteren zijnwerkwoord

black eye [black eyes] (bruised eye)
noun
[UK: blæk aɪ]
[US: ˈblæk ˈaɪ]

blauw oogsubstantief
{n}

bullseye [bullseyes] (centre of a target)
noun
[UK: ˈbuːl.zaɪ]
[US: ˈbuːl.zaɪ]

roossubstantief

bullseye [bullseyes] (shot which hits the centre of a target)
noun
[UK: ˈbuːl.zaɪ]
[US: ˈbuːl.zaɪ]

voltreffersubstantief

compound eye [compound eyes] (a visual organ found in arthropods such as insects and crustaceans)
noun
[UK: kəm.ˈpaʊnd aɪ]
[US: ˈkɑːm.paʊnd ˈaɪ]

facetoogsubstantief
{n}

coy [coyer, coyest] (archaic: quiet, reserved, modest)
adjective
[UK: kɔɪ]
[US: ˌkɔɪ]

bescheidenbijvoeglijk naamwoord

schuchterbijvoeglijk naamwoord

coy [coyer, coyest] (bashful, shy)
adjective
[UK: kɔɪ]
[US: ˌkɔɪ]

bedeesdbijvoeglijk naamwoord

timidebijvoeglijk naamwoord

verlegenbijvoeglijk naamwoord

coy [coyer, coyest] (pretending shyness or modesty)
adjective
[UK: kɔɪ]
[US: ˌkɔɪ]

koketbijvoeglijk naamwoord

coy [coyer, coyest] (reluctant to give details about something sensitive)
adjective
[UK: kɔɪ]
[US: ˌkɔɪ]

discreetbijvoeglijk naamwoord

kuisbijvoeglijk naamwoord

terughoudendbijvoeglijk naamwoord

day before yesterday (day before yesterday - translation entry)
noun
[UK: deɪ bɪ.ˈfɔː(r) ˈjest.əd.i]
[US: ˈdeɪ bɪ.ˈfɔːr ˈjest.r̩d.i]

eergisterensubstantief

day before yesterday (on the day before yesterday - translation entry)
adverb
[UK: deɪ bɪ.ˈfɔː(r) ˈjest.əd.i]
[US: ˈdeɪ bɪ.ˈfɔːr ˈjest.r̩d.i]

eergisterbijwoord

eergisterenbijwoord

dye [dyes] (a colourant, especially one that has an affinity to the substrate to which it is applied)
noun
[UK: daɪ]
[US: ˈdaɪ]

kleursubstantief

kleurstofsubstantief
{m} {f}

dye [dyed, dyeing, dyes] (to colour with dye)
verb
[UK: daɪ]
[US: ˈdaɪ]

kleurenwerkwoord

vervenwerkwoord

eye [eyed, eyeing or eying, eyes] (to look as if intending to do sthg)
verb
[UK: aɪ]
[US: ˈaɪ]

gadeslaanwerkwoord

in het oog houdenwerkwoord

eye [eyed, eyeing or eying, eyes] (to observe carefully or appraisingly)
verb
[UK: aɪ]
[US: ˈaɪ]

bekijkenwerkwoord

12