Angol-Holland szótár »

wood hollandul

AngolHolland
wood [woods] (firewood)
noun
[UK: wʊd]
[US: ˈwʊd]

brandhoutsubstantief

wood [woods] (substance)
noun
[UK: wʊd]
[US: ˈwʊd]

houtsubstantief
{n}

wood [wooded, wooding, woods] (to cover or plant with trees)
verb
[UK: wʊd]
[US: ˈwʊd]

bebossenwerkwoord

wood [woods] (wood from a particular species)
noun
[UK: wʊd]
[US: ˈwʊd]

houtsoortsubstantief

wood [woods] (woodland)
noun
[UK: wʊd]
[US: ˈwʊd]

woudsubstantief

woudlandsubstantief
{n}

wood anemone (Anemone nemorosa)
noun
[UK: wʊd ə.ˈne.mə.ni]
[US: ˈwʊd ˈæ.nəˌmoʊn]

bosanemoonsubstantief

wood ant (mound-building ants of the Formica rufa subgeneric group)
noun

bosmiersubstantief
{f}

wood apple (Limonia acidissima)
noun

olifantsappelsubstantief

wood cudweed (Gnaphalium sylvaticum)
noun

bosdroogbloemsubstantief

wood ear (black fungus)
noun

judasoorsubstantief
{n}

Wood Frisian (Dialect of West Frisian)
noun

Woudfriessubstantief
{n}

wood frog noun

boskikkersubstantief
{m}

wood mouse [wood mice] (European rodent)
noun
[UK: wʊd maʊs]
[US: ˈwʊd ˈmaʊs]

bosmuissubstantief
{f}

wood pigeon (Columba palumbus)
noun
[UK: wʊd ˈpɪ.dʒən]
[US: ˈwʊd ˈpɪ.dʒən]

houtduifsubstantief
{m} {f}

wood sandpiper (Tringa stagnatilis)
noun

bosruitersubstantief
{m}

wood spirit (spiritual being)
noun
[UK: ˈwʊd.ˈspɪ.rɪt]
[US: ˈwʊd.ˈspɪ.rɪt]

bosgeestsubstantief
{m}

woudgeestsubstantief
{m}

wood warbler (Phylloscopus sibilatrix)
noun

fluitersubstantief
{m}

woodblock (printing form)
noun
[UK: ˈwʊd.blɒk]
[US: ˈwʊd.blɑːk]

houtsnedesubstantief
{m} {f}

woodblock printing (technique for printing text, images or patterns)
noun

blokdruksubstantief

woodchuck [woodchucks] (rodent of the family Sciuridae)
noun
[UK: ˈwʊd.ˌtʃək]
[US: ˈwʊd.ˌtʃək]

bosmarmotsubstantief

woodcock [woodcocks] (wading bird in the genus Scolopax)
noun
[UK: ˈwʊdkɒk]
[US: ˈwʊdˌk.ɑːk]

houtsnipsubstantief
{f}

snipsubstantief
{f}

woodcut [woodcuts] (method of printmaking)
noun
[UK: ˈwʊdkʌt]
[US: ˈwʊdkʌt]

xylografiesubstantief
{f}

woodcutter [woodcutters] (person who cuts wood)
noun
[UK: ˈwʊdk.ʌ.tə(r)]
[US: ˈwʊdk.ʌ.tər]

houthakkersubstantief
{m}

wooden (figuratively)
adjective
[UK: ˈwʊd.n̩]
[US: ˈwʊd.n̩]

houterigbijvoeglijk naamwoord

wooden (made of wood)
adjective
[UK: ˈwʊd.n̩]
[US: ˈwʊd.n̩]

houtenbijvoeglijk naamwoord

wooden spoon (prize for coming last in a competition)
noun
[UK: ˈwʊd.n̩ spuːn]
[US: ˈwʊd.n̩ ˈspuːn]

rode lantaarnsubstantief

wooden spoon (spoon made from wood)
noun
[UK: ˈwʊd.n̩ spuːn]
[US: ˈwʊd.n̩ ˈspuːn]

houten lepelsubstantief
{m}

pollepelsubstantief
{m}

woodie noun
[UK: ˈwʊ.di]
[US: ˈwʊ.di]

houtigsubstantief

verhoutsubstantief

woody [woodier, woodiest] (non-herbaceous)
adjective
[UK: ˈwʊ.di]
[US: ˈwʊ.di]

houtigbijvoeglijk naamwoord

woodlouse [woodlice] (any species of suborder Oniscidea)
noun
[UK: ˈwʊd.laʊs]
[US: ˈwʊd.laʊs]

keldermotsubstantief
{f}

pissebedsubstantief
{m}

varkensbeestsubstantief
{n}

woodpecker [woodpeckers] (bird in Picinae)
noun
[UK: ˈwʊd.pekə(r)]
[US: ˈwʊd.ˌpekər]

spechtsubstantief
{m}

woodwind instrument (musical instrument)
noun
[UK: ˈwʊ.dwɪnd ˈɪn.strʊ.mənt]
[US: ˈwʊ.ˌdwɪnd ˈɪn.strə.mənt]

houtblazersubstantief
{m}

woodworm [woodworms] (larvae that bore into wood)
noun
[UK: ˈwʊ.dwɜːm]
[US: ˈwʊ.dwɝːm]

houtwormsubstantief