Angol-Holland szótár »

too hollandul

AngolHolland
stand [stood, standing, stands] (to place in an upright or standing position)
verb
[UK: stænd]
[US: ˈstænd]

overeind zettenwerkwoord

stellenwerkwoord

stand [stood, standing, stands] (to remain motionless)
verb
[UK: stænd]
[US: ˈstænd]

staanwerkwoord

stand [stood, standing, stands] (to tolerate)
verb
[UK: stænd]
[US: ˈstænd]

uitstaanwerkwoord

verdragenwerkwoord

stand [stood, standing, stands] (to undergo; withstand; hold up)
verb
[UK: stænd]
[US: ˈstænd]

doorstaanwerkwoord

weerstaanwerkwoord

stool [stools] (a seat)
noun
[UK: stuːl]
[US: ˈstuːl]

barkruksubstantief
{f}

kruksubstantief
{f}

stool [stools] noun
[UK: stuːl]
[US: ˈstuːl]

stoelgangsubstantief
{m}

stoop [stooped, stooping, stoops] (to bend the upper part of the body forward and downward)
verb
[UK: stuːp]
[US: ˈstuːp]

bukkenwerkwoord

sweet tooth (a liking for foods that are sweet; a weakness for sweets)
noun

voorliefde voor zoetsubstantief
{f}

sweet tooth (someone with a liking for sweet foods)
noun

liefhebber van zoetsubstantief
{m} {f}

zoetekauwsubstantief
{m}

tattoo [tattoos] (an image made in the skin with ink and a needle)
noun
[UK: tə.ˈtuː]
[US: tæ.ˈtuː]

tatoeagesubstantief
{f}

tattoo [tattoos] (time to close the taps)
noun
[UK: tə.ˈtuː]
[US: tæ.ˈtuː]

taptoesubstantief
{m}

tattoo [tattooed, tattooing, tattoos] (to apply a tattoo)
verb
[UK: tə.ˈtuː]
[US: tæ.ˈtuː]

tatoeërenwerkwoord

toadstool [toadstools] (an inedible or poisonous mushroom)
noun
[UK: ˈtəʊd.stuːl]
[US: ˈtoʊd.stuːl]

giftige paddestoelsubstantief
{m}

gifzwamsubstantief
{m}

understood (comprehended)
adjective
[UK: ˌʌn.də.ˈstʊd]
[US: ˌʌn.dər.ˈstʊd]

begrepenbijvoeglijk naamwoord

verstaanbijvoeglijk naamwoord

understood (indication of comprehension)
interjection
[UK: ˌʌn.də.ˈstʊd]
[US: ˌʌn.dər.ˈstʊd]

begrepeninterjection

understand [understood, understood, understanding, understands] (to believe one grasps the meaning of)
verb
[UK: ˌʌn.də.ˈstænd]
[US: ˌʌn.dər.ˈstænd]

gelovenwerkwoord

understand [understood, understood, understanding, understands] (to grasp the meaning of)
verb
[UK: ˌʌn.də.ˈstænd]
[US: ˌʌn.dər.ˈstænd]

begrijpenwerkwoord

snappenwerkwoord

verstaanwerkwoord

understand [understood, understood, understanding, understands] verb
[UK: ˌʌn.də.ˈstænd]
[US: ˌʌn.dər.ˈstænd]

but "begrijpen" or "snappen" a concept or idea or decision.werkwoord

undertake [undertook, undertaken, undertaking, undertakes] (to start an enterprise)
verb
[UK: ˌʌn.də.ˈteɪk]
[US: ˈʌn.dər.ˌtek]

ondernemenwerkwoord

way too (all too, much too, to a degree that is very excessive)
adverb

veel tebijwoord

wisdom tooth [wisdom teeth] (rearmost molar in humans)
noun
[UK: ˈwɪz.dəm tuːθ]
[US: ˈwɪz.dəm ˈtuːθ]

verstandskiessubstantief
{m}

wijsheidstandsubstantief
{m}

withstand [withstood, withstood, withstanding, withstands] (to resist)
verb
[UK: wɪð.ˈstænd]
[US: wɪð.ˈstænd]

weerstaanwerkwoord

123