Angol-Holland szótár »

tire hollandul

AngolHolland
tire [tired, tiring, tires] (to make sleepy)
verb
[UK: ˈtaɪə(r)]
[US: ˈtaɪər]

vermoeienwerkwoord

tire [tired, tiring, tires] verb
[UK: ˈtaɪə(r)]
[US: ˈtaɪər]

moe wordenwerkwoord

zich vermoeienwerkwoord

tire iron (tool)
noun

bandafnemersubstantief
{m}

bandenlichtersubstantief
{m}

tired (in need of rest or sleep)
adjective
[UK: ˈtaɪəd]
[US: ˈtaɪərd]

moebijvoeglijk naamwoord

vermoeidbijvoeglijk naamwoord

tiredness (state of being tired)
noun
[UK: ˈtaɪəd.nəs]
[US: ˈtaɪərd.nəs]

vermoeidheidsubstantief
{f}

tireless (indefatigable)
adjective
[UK: ˈtaɪə.ləs]
[US: ˈtaɪər.ləs]

onvermoeibaarbijvoeglijk naamwoord

entire (whole)
adjective
[UK: ɪn.ˈtaɪə(r)]
[US: en.ˈtaɪər]

geheelbijvoeglijk naamwoord

helebijvoeglijk naamwoord

volledigbijvoeglijk naamwoord

entirely (to the full extent)
adverb
[UK: ɪn.ˈtaɪə.li]
[US: en.ˈtaɪər.li]

geheelbijwoord

helemaalbijwoord

volledigbijwoord

I'm tired (I am tired (in need of rest or sleep))
phrase
[UK: aɪm ˈtaɪəd]
[US: ˈaɪm ˈtaɪərd]

ik ben moephrase

ik heb slaapphrase

retire [retired, retiring, retires] (to stop working on permanent basis)
verb
[UK: rɪ.ˈtaɪə(r)]
[US: rə.ˈtaɪr]

met pensioen gaanwerkwoord

retirement [retirements] (act of retiring, or the state of being retired)
noun
[UK: rɪ.ˈtaɪə.mənt]
[US: ri.ˈtaɪər.mənt]

pensioneringsubstantief
{f}

retirement [retirements] (portion of one's life after retiring)
noun
[UK: rɪ.ˈtaɪə.mənt]
[US: ri.ˈtaɪər.mənt]

pensioensubstantief
{n}

satire [satires] (literary technique)
noun
[UK: ˈsæ.taɪə(r)]
[US: ˈsæ.ˌtaɪər]

satiresubstantief
{f}

winter tire noun

winterbandsubstantief
{m}