Angol-Holland szótár »

tan hollandul

AngolHolland
tan [tans] (colour)
noun
[UK: tæn]
[US: ˈtæn]

gebruinde kleursubstantief
{f}

tan [tanner, tannest] (dark skin)
adjective
[UK: tæn]
[US: ˈtæn]

gebruindbijvoeglijk naamwoord

gebruindebijvoeglijk naamwoord

tan [tans] (darkening of skin)
noun
[UK: tæn]
[US: ˈtæn]

bronzensubstantief

bruinensubstantief

tan [tanned, tanning, tans] (to become tan due to exposure to sun)
verb
[UK: tæn]
[US: ˈtæn]

bruinenwerkwoord

tan [tanned, tanning, tans] (to turn animal hide into leather)
verb
[UK: tæn]
[US: ˈtæn]

leerlooienwerkwoord

looienwerkwoord

tanenwerkwoord

tan [tanned, tanning, tans] verb
[UK: tæn]
[US: ˈtæn]

zonnebadenwerkwoord

Tanakh (body of Jewish scripture)
proper noun

Tenacheigennam

tandem [tandems] (bicycle)
noun
[UK: ˈtæn.dəm]
[US: ˈtæn.dəm]

tandemsubstantief
{m}

tandem (together; working as one)
adjective
[UK: ˈtæn.dəm]
[US: ˈtæn.dəm]

samen-bijvoeglijk naamwoord

tang [tangs] (part of small instrument inserted into handle)
noun
[UK: tæŋ]
[US: ˈtæŋ]

angelsubstantief
{m}

Tanganyika (lake)
proper noun
[UK: tˈaŋɡənˌɪɪkə]
[US: tˈæŋɡənˌɪɪkə]

Tanganyikameereigennam
{n}

Tanganyika (territory, former country)
proper noun
[UK: tˈaŋɡənˌɪɪkə]
[US: tˈæŋɡənˌɪɪkə]

Tanganyikaeigennam
{n}

tangent [tangents] (in geometry)
noun
[UK: ˈtæn.dʒənt]
[US: ˈtæn.dʒənt]

raaklijnsubstantief
{f}

tangent [tangents] (in trigonometry)
noun
[UK: ˈtæn.dʒənt]
[US: ˈtæn.dʒənt]

tangenssubstantief
{m}

tangerine [tangerines] (fruit)
noun
[UK: ˌtæn.dʒə.ˈriːn]
[US: ˌtæn.dʒə.ˈriːn]

mandarijnsubstantief
{n}

tangible (comprehensible by the mind; understandable)
adjective
[UK: ˈtæn.dʒəb.l̩]
[US: ˈtæn.dʒəb.l̩]

begrijpelijkbijvoeglijk naamwoord

tangible (possible to be treated as fact)
adjective
[UK: ˈtæn.dʒəb.l̩]
[US: ˈtæn.dʒəb.l̩]

concreetbijvoeglijk naamwoord

tangible (touchable, palpable)
adjective
[UK: ˈtæn.dʒəb.l̩]
[US: ˈtæn.dʒəb.l̩]

tastbaarbijvoeglijk naamwoord

Tangier (a port city in northern Morocco)
proper noun
[UK: ˈtæŋ.ɪə(r)]
[US: ˈtæŋ.ɪər]

Tangereigennam
{n}

tangy [tangier, tangiest] (having a sharp, pungent flavor)
adjective
[UK: ˈtæŋ.i]
[US: ˈtæŋ.i]

rinsbijvoeglijk naamwoord

zurigbijvoeglijk naamwoord

zurigebijvoeglijk naamwoord

tangle [tangles] (tangled twisted mass)
noun
[UK: ˈtæŋ.ɡl̩]
[US: ˈtæŋ.ɡl̩]

wirwarsubstantief
{m}

tangle [tangled, tangling, tangles] (to catch and hold)
verb
[UK: ˈtæŋ.ɡl̩]
[US: ˈtæŋ.ɡl̩]

verstrikkenwerkwoord

tangle [tangled, tangling, tangles] verb
[UK: ˈtæŋ.ɡl̩]
[US: ˈtæŋ.ɡl̩]

complicerenwerkwoord

in de war brengenwerkwoord

verwarrenwerkwoord

tangram (the Chinese puzzle)
noun

tangramsubstantief

tank [tanks] (closed container for fluids)
noun
[UK: tæŋk]
[US: ˈtæŋk]

tanksubstantief
{m}

vat [vaten]substantief
{n}

tank wagon (vehicle)
noun
[UK: tæŋk ˈwæ.ɡən]
[US: ˈtæŋk ˈwæ.ɡən]

ketelwagensubstantief
{m}

tankard (drinking vessel)
noun
[UK: ˈtæŋkəd]
[US: ˈtæŋkərd]

pulsubstantief
{f}

tantalum (A metallic chemical element with an atomic number of 73.)
noun
[UK: ˈtæn.tə.ləm]
[US: ˈtæn.tə.ləm]

tantaalsubstantief
{n}

tantaliumsubstantief
{n}

tantamount (equivalent in meaning or effect)
adjective
[UK: ˈtæn.tə.maʊnt]
[US: ˈtæn.tə.ˌmɑːwnt]

equivalentbijvoeglijk naamwoord

gelijkgesteldbijvoeglijk naamwoord

12