Angol-Holland szótár »

sub- hollandul

AngolHolland
subside [subsided, subsiding, subsides] (to fall downward; to become lower; to descend; to sink)
verb
[UK: səb.ˈsaɪd]
[US: səb.ˈsaɪd]

dalenwerkwoord

verlagenwerkwoord

zakkenwerkwoord

zinkenwerkwoord

subside [subsided, subsiding, subsides] (to fall into a state of calm; to settle down; to become tranquil; to abate)
verb
[UK: səb.ˈsaɪd]
[US: səb.ˈsaɪd]

kalmerenwerkwoord

milderenwerkwoord

subside [subsided, subsiding, subsides] (to sink or fall to the bottom; to settle, as lees)
verb
[UK: səb.ˈsaɪd]
[US: səb.ˈsaɪd]

bezinkenwerkwoord

subsidiary [subsidiaries] (company owned by a parent company or a holding company)
noun
[UK: səb.ˈsɪ.dɪə.ri]
[US: səb.ˈsɪ.di.ˌe.ri]

dochterbedrijfsubstantief
{n}

filiaalsubstantief
{f}

subsidy [subsidies] (financial support)
noun
[UK: ˈsʌb.sə.di]
[US: ˈsʌb.sə.di]

subsidiesubstantief
{f}

subsidize [subsidized, subsidizing, subsidizes] (assist by granting a subsidy)
verb
[UK: ˈsʌb.sɪ.daɪz]
[US: ˈsʌb.sə.ˌdaɪz]

subsidiërenwerkwoord

subsonic ((of a speed) less than the speed of sound)
adjective
[UK: ˌsʌb.ˈsɒ.nɪk]
[US: ˌsʌb.ˈsɒ.nɪk]

subsonischbijvoeglijk naamwoord

subspecies [subspecies] (rank in the classification of organisms)
noun
[UK: ˈsʌbˌspiːʃiːz]
[US: ˈsʌbˌspiːʃiːz]

ondersoortsubstantief

substance [substances] (physical matter; material, see also: matter)
noun
[UK: ˈsʌb.stəns]
[US: ˈsʌb.stəns]

substantiesubstantief
{f}

substance abuse (overindulgence in a drug)
noun
[UK: ˈsʌb.stəns ə.ˈbjuːs]
[US: ˈsʌb.stəns ə.ˈbjuːs]

drugsmisbruiksubstantief
{n}

substantial adjective
[UK: səb.ˈstæn.ʃl̩]
[US: səb.ˈstæn.tʃl̩]

substantieelbijvoeglijk naamwoord

substantivise verb

substantiverenwerkwoord

substation [substations] (electrical substation)
noun
[UK: ˈsʌb.steɪʃ.n̩]
[US: ˈsʌb.ˌsteʃ.n̩]

onderstationsubstantief

substitute [substitutes] (replacement or stand-in)
noun
[UK: ˈsʌb.stɪ.tjuːt]
[US: ˈsʌb.stə.ˌtuːt]

plaatsvervangersubstantief
{m}

vervangersubstantief
{m}

vervangingsubstantief
{f}

substitute [substituted, substituting, substitutes] (to use in place of something else)
verb
[UK: ˈsʌb.stɪ.tjuːt]
[US: ˈsʌb.stə.ˌtuːt]

substituerenwerkwoord

vervangenwerkwoord

substratum [substrata] (a layer that lies underneath another)
noun
[UK: ˌsʌb.ˈstrɑː.təm]
[US: ˌsʌb.ˈstrɑː.təm]

laagsubstantief

onderliggende redensubstantief

substraatsubstantief

substrate [substrates] (an underlying layer; a substratum)
noun
[UK: ˈsʌb.streɪt]
[US: ˈsʌb.ˌstret]

substraatsubstantief

subsume [subsumed, subsuming, subsumes] (to consider an occurrence as part of a principle or rule)
verb
[UK: səb.ˈsjuːm]
[US: səb.ˈsjuːm]

veralgemenenwerkwoord

verenigenwerkwoord

subsume [subsumed, subsuming, subsumes] (to place under another as belonging to it)
verb
[UK: səb.ˈsjuːm]
[US: səb.ˈsjuːm]

onderbrengenwerkwoord

plaatsen inwerkwoord

subterfuge [subterfuges] (deception)
noun
[UK: ˈsʌb.tə.fjuːdʒ]
[US: ˈsʌb.tər.ˌfjuːdʒ]

misleidingsubstantief
{f}

subterfuge [subterfuges] (indirect or deceptive device or stratagem; blind)
noun
[UK: ˈsʌb.tə.fjuːdʒ]
[US: ˈsʌb.tər.ˌfjuːdʒ]

trucsubstantief
{m}

subterranean (below ground, under the earth, see also: underground)
adjective
[UK: ˌsʌb.tə.ˈreɪ.nɪən]
[US: səb.tə.ˈreɪ.niən]

onderaardsbijvoeglijk naamwoord

subtitle [subtitles] (textual versions of the dialog in films)
noun
[UK: ˈsʌb.taɪt.l̩]
[US: ˈsʌb.ˌtaɪt.l̩]

ondertitelingsubstantief

subtitling noun
[UK: ˈsʌb.taɪt.l̩.ɪŋ]
[US: ˈsʌb.taɪt.l̩.ɪŋ]

ondertitelingsubstantief
{f}

subtle [subtler, subtlest] (hard to grasp)
adjective
[UK: ˈsʌt.l̩]
[US: ˈsʌt.l̩]

subtielbijvoeglijk naamwoord

subtleness (property of being subtle)
noun
[UK: ˈsʌtlnəs ]
[US: ˈsʌtəlnəs ]

subtiliteitsubstantief
{f}

subtract [subtracted, subtracting, subtracts] (to remove or reduce)
verb
[UK: səb.ˈtrækt]
[US: səb.ˈtrækt]

aftrekkenwerkwoord

in mindering brengenwerkwoord

1234