Angol-Holland szótár »

star hollandul

AngolHolland
star [stars] (a celestial body appearing as a point of light on the clear night sky, whose position is relatively fixed with respect to each other)
noun
[UK: stɑː(r)]
[US: ˈstɑːr]

stersubstantief
{f}

star [stars] (asterisk)
noun
[UK: stɑː(r)]
[US: ˈstɑːr]

sterretjesubstantief

star [stars] (celebrity)
noun
[UK: stɑː(r)]
[US: ˈstɑːr]

vedettesubstantief
{m} {f}

star anise (a plant, Illicium verum)
noun

steranijssubstantief
{m}

star chart noun
[UK: stɑː(r) tʃɑːt]
[US: ˈstɑːr ˈtʃɑːrt]

sterrenkaartsubstantief
{m} {f}

star cluster (group of stars)
noun
[UK: stɑː(r) ˈklʌ.stə(r)]
[US: ˈstɑːr ˈklʌ.stər]

sterrenhoopsubstantief
{m}

star fruit (fruit)
noun
[UK: stɑː(r) fruːt]
[US: ˈstɑːr ˈfruːt]

carambolasubstantief

Star of Bethlehem (star mentioned in the Gospel of Matthew)
proper noun
[UK: stɑː(r) əv ˈbeθ.lə.ˌhem]
[US: ˈstɑːr əv ˈbeθ.lə.ˌhem]

kerststereigennam
{m}

ster van Bethlehemeigennam
{m}

star-of-Bethlehem (plant of the genus Ornithogalum)
noun
[UK: stɑː(r) əv ˈbeθ.lə.ˌhem]
[US: ˈstɑːr əv ˈbeθ.lə.ˌhem]

vogelmelksubstantief
{f}

Star of David (symbol of Jewish Community and Judaism)
proper noun
[UK: stɑː(r) əv ˈdeɪ.vɪd]
[US: ˈstɑːr əv ˈdeɪ.vəd]

Davidsstereigennam

Davidstereigennam

starboard (right hand side of a vessel)
noun
[UK: ˈstɑː.bəd]
[US: ˈstɑːr.bərd]

stuurboordsubstantief
{n}

starch [starches] (laundry stiffener)
noun
[UK: stɑːtʃ]
[US: ˈstɑːrtʃ]

stijfselsubstantief
{n}

starch (stiff)
adjective
[UK: stɑːtʃ]
[US: ˈstɑːrtʃ]

preciesbijvoeglijk naamwoord

rigidebijvoeglijk naamwoord

stijfbijvoeglijk naamwoord

starch [starches] (substance)
noun
[UK: stɑːtʃ]
[US: ˈstɑːrtʃ]

zetmeelsubstantief

stardom (fame or celebrity)
noun
[UK: ˈstɑː.dəm]
[US: ˈstɑːr.dəm]

sterrendomsubstantief
{n}

stardust (small fragments of dust-like material found in space)
noun
[UK: ˈstɑː.dʌst]
[US: ˈstɑːr.ˌdəst]

sterrenstofsubstantief
{n}

stare [stared, staring, stares] (to look fixedly)
verb
[UK: steə(r)]
[US: ˈster]

starenwerkwoord

starfish [starfishes] (various echinoderms)
noun
[UK: ˈstɑː.fɪʃ]
[US: ˈstɑːr.ˌfɪʃ]

zeestersubstantief
{f}

stark [starker, starkest] ((archaic) strong; vigorous; powerful)
adjective
[UK: stɑːk]
[US: ˈstɑːrk]

sterkbijvoeglijk naamwoord

starkers (completely nude, see also: stark naked)
adjective
[UK: ˈstɑːkəz]
[US: ˈstɑːrkəz]

moedernaaktbijvoeglijk naamwoord

puiteblootbijvoeglijk naamwoord

spiernaaktbijvoeglijk naamwoord

starling [starlings] (bird)
noun
[UK: ˈstɑːl.ɪŋ]
[US: ˈstɑːrl.ɪŋ]

spreeuwsubstantief
{m} {f}

start [starts] (beginning of an activity)
noun
[UK: stɑːt]
[US: ˈstɑːrt]

aanvangsubstantief

beginsubstantief

startsubstantief

start [starts] (beginning point of a race)
noun
[UK: stɑːt]
[US: ˈstɑːrt]

startlijnsubstantief
{m}

start [started, starting, starts] (to begin)
verb
[UK: stɑːt]
[US: ˈstɑːrt]

aanvangenwerkwoord

beginnenwerkwoord

start [started, starting, starts] (to jerk suddenly in surprise)
verb
[UK: stɑːt]
[US: ˈstɑːrt]

opschrikkenwerkwoord

start [started, starting, starts] (to set in motion)
verb
[UK: stɑːt]
[US: ˈstɑːrt]

startenwerkwoord

Start menu (menu)
noun

startmenusubstantief
{n}

start up (to begin to operate)
verb
[UK: stɑːt ʌp]
[US: ˈstɑːrt ʌp]

opstartenwerkwoord

starter [starters] (first course of a meal)
noun
[UK: ˈstɑː.tə(r)]
[US: ˈstɑːr.tər]

voorafjesubstantief
{n}

voorgerechtsubstantief
{n}

starting point (first steps when commencing an activity)
noun
[UK: ˈstɑːt.ɪŋ pɔɪnt]
[US: ˈstɑːrt.ɪŋ ˈpɔɪnt]

uitgangspuntsubstantief

12